Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/47

Deze pagina is proefgelezen
25
HET NUT DER PALMEN VOOR DE MENSCHELIJKE HUISHOUDING.

even zoo goed als bij ons aantreft, heeft geleerd de dikwijls zeer fraai er uitziende vruchten op menigerlei wijze en al naar gelang van hare grootte en kleur tot het maken van ringen, ketens, zelfs tot naalden (van Astrocaryum) en tot allerlei andere zaken te gebruiken. Voor ons is de in Europa 't meest verwerkte vrucht van Phytelephas, het zoogenaamde plantaardige ivoor, het belangrijkst, even als ook de tot knoppen voor wandelstokken en parapluies gebezigde zwart en geel gevlekte noot van Astrocaryum. Van belang zijn ook voor ons het Spaansch riet of rotting (Calamus rotang), Babbagestokken (van Bactris, Geonoma), de zoogenaamde palmstokken (uit de bladribben van Oreodoxa), de Malakkastokken, draakrieten (van Calamus draco); van het laatstgenoemde materiaal worden ook de bekende zwevende bruggen, de schrik van alle Europeërs, die er over heen moeten, zaamge vlochten. Bovendien vermeld ik nog ter waarschuwing voor de dames het »valsche vischbeen," dat uit de zwartgekleurde en gespletene stammen van Calamus rotang gemaakt wordt.

De blaaspijpen en bogen der Indianen worden vervaardigd, de eerste uit Ixiartea, Kunthia en Jubaea, de laatste uit Calamus, waarbij zij de pijlen uit de bladribben van Oenocarpus of uit de stammen van Arenga of Raphis snijden, welke pijlen zij dan met het sap van het omkleedsel der areca-noot vergiftigen.

Schrijfpennen geven de holle bladstelen van Borassus, gelijk ook de stam van Arenga en Raphis; het noodige papier daarbij leveren de bladen van Chamaerops excelsa en Corypha en de inwendige huid van den bladsteel van Borassus. Inkt kan men bereiden uit de areca-noot.

Het gebruik der palmbladen tot zonneschermen en waaijers is zoo uitgebreid, dat bijna elke palmsoort haar contingent daartoe levert en dus ook elke landstreek haar eigenen vorm of hare eigene mode heeft. Eenvoudiger is het gebruik van kokosbladeren tot fakkels of ook van de afgeknotte bladrib tot kam.

Ik meen in deze regels een denkbeeld te hebben gegeven van het verbazend uitgestrekte nut, dat eene enkele plantenfamilie aanbrengt, en de lezer zal, hoop ik, deze voorstelling niet geheel onbevredigd nederleggen. Eer ik echter van mijn onderwerp geheel afstap, kan