kan even goed met zeewater als met gewoon water worden gemaakt. De onaangename reuk bij het onderzoeken van in creosootwater bewaarde voorwerpen kan zeer verminderd worden, door ze af te wasschen of zelfs eenigen tijd te laten liggen in schoon water, waarna men, zoo men wil, ze weder in versch creosootwater bewaren kan. (Compt. rend., Tom. LII, pag. 989).
Stammen van bastaarden.—Ten bewijze van het soortelijk verschil der menschenstammen voert men de onmogelijkheid aan van de instandhouding van een gemengden stam. Barnard davis (uitgever, met thurnam, der Crania Britannica) deelt aan broca te dezen aanzien twee feiten mede van vlak tegenovergestelde beteekenis. In het westen van Canada, rondom de etablissementen der Roode rivier, heeft de vermenging van Engelsche kolonisten met vrouwen van eenige Indiaansche stammen oorsprong gegeven aan een schoon en vruchtbaar menschenras. P. kane heeft in een werk getiteld: Wanderings of an Artist among the Indians of North-America. Lond. 1859, dit gemengde ras naauwkeurig beschreven en het gekleurde portret van een meisje daaruit geleverd. Daarentegen blijkt uit de berigten van iemand, die verscheidene jaren op Woahou (een der Sandwichs-eilanden) gewoond heeft, dat wel is waar vereenigingen tusschen Europeërs en inlandsche vrouwen daar zeer talrijk en zeer vruchtbaar zijn, zoodat het aantal bastaarden van Europeërs met inlandsche vrouwen zeer groot is,—maar dat men tevens geen enkel geval kent van eene vruchtbare vereeniging van deze bastaarden onderling. (Bulletins de la Société d'Anthropologie de Paris. Tom. I, pag. 508)—Bij deze en meer dergelijke elkander regtstreeks tegenovergestelde waarnemingen vraagt Ref., of men niet bijna genoodzaakt is om het antwoord op de vraag: "geeft de kruising der menschenstammen al dan niet oorsprong aan eene onderling onbepaald vruchtbare nakomelingschap", minder algemeen te stellen, dan gewoonlijk geschiedt, of wel aan te nemen, dat het onmogelijk is hierop een algemeen geldend antwoord te geven, daar het voor den eenen tusschenvorm bevestigend, voor den anderen ontkennend zal moeten uitvallen.
Over de Yezidi of duivel-aanbidders.—In de Transactions of the ethnological Society bevindt zich een stuk van fr. ainsworth over dit volk, dat een vrij talrijken stam uitmaakt, die in Mesopotamie, Klein-Azië en zuidelijk Rusland verspreid is, en overal, te midden der verschillende stammen, waartusschen hij woont, zijne eigenaardige physische en morele hoedanigheden, zijne gewoonten en zijn geloof bewaart. De godsdienst der Yezidis of Isedis heeft met die der Christenen, der Joden en der Muselmannen niets gemeens, zij