Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/50

Deze pagina is proefgelezen
28
VERANDERING DER LUCHTSGESTELDHEID IN NOORD-EUROPA.

plaatsen in het Luneburgsche bevinden zich nog heuvels, die in hunne namen het bewijs leveren van tot den wijnbouw gebruikt geweest te zijn. Zoo ligt bij Hitzacker Weinberg aan de Elbe; zoo ook Weinberg bij Luchow en Rebenberg bij het groote kerkdorp Pattensen bij Winsen. Alle deze drie plaatsen liggen Noordelijker dan 53°. (Dit wordt ook in Nederland bevestigd. Tusschen de 13e en 16e eeuw at men hier te lande reeds in Augustus rijpe druiven. Hertog karel van Gelderland was daar zeer op gesteld. Men schijnt daarbij aan druivenkassen te moeten denken, hoewel deze niet bepaaldelijk genoemd worden; maar zeker is het, dat de Hertog wijngaarden had in den omtrek van Arnhem. Zie Geldersche Volks-Almanak 1853, bl. 214—215. De wijngaardtienden bragten in den omtrek van Egmond in de jaren 1374—1379 eene jaarlijksche som op van 35 L. St., 5 sch., 17 gr. Zie Verslagen der Kon. Akademie, Afd. Letterkunde III, bl. 256. Nopens België schreef de heer schayes in de Messager de Gand 1833, p. 285—294, (zie ook 1836, p. 497), dat er in de 10e eeuw een wijnberg (vignoble) was te Gand; dat in de 13e eeuw de omstreken van Hoei met wijnbergen bedekt waren; dat de wijnbergen van Leuven in de 15e en 16e eeuw (dus vrij wat later, maar dit ligt ook nog iets zuidelijker dan 51° N. breedte) door geheel Europa bekend waren; dat dit sedert verminderd is; maar dat goelnitz nog in 1631 spreekt van de colles vitiferae (wijndragende heuvels) van Leuven. De nieuwe poort te Brussel heette oudtijds: van de wijngaerten poort. In de stad Antwerpen bestond een wijnberg in de 14e eeuw). In de 9e eeuw, zoo vervolgt helm, ontdekten Noordsche zeelieden de van ijs geheele vrije Oostkust van een groen land, nam. Groenland. Zij vonden daar wel geen zacht, maar dragelijk klimaat, veel wild en, zoo al geen boomen, dan toch bosschen van struikhout. Zoo was ook IJsland, dat kort te voren ontdekt was, veel minder koud dan thans: het had overal in de dalen en op de vlakten aan het strand bosschen van berken, eken, wilgen en sparren, en dit niet als kreupelhout, maar als boomen, die aan de eerste ontdekkers tot den bouw van woningen en schepen dienden. Oostgroenland werd door de Noren in bezit genomen, bebouwd en was sterk bevolkt. Er waren daar 190 plaatsen, grootendeels dorpen, maar daarbij ook enkele