DE HARINGVANGST OP DE BENEDEN-WOLGA[1] .
De heer von baer heeft gedurende zijn verblijf aan de Kaspische zee onder anderen ook de vangst van den zoogenaamden Astrachanschen haring (Clupea Pontica, Caspica) met opmerkzaamheid gadegeslagen en het inzouten daarvan ingevoerd. Toen hij in deze streken kwam, werden de visschen van Zarizijn tot aan den mond der Wolga, derhalve in het vischrijkste gedeelte der rivier, slechts gebruikt om er traan van te koken. Boven Zarizijn werden ze destijds wel reeds gezouten, maar slechts in geringe hoeveelheid en op eene wijze, die slechts een zeer harden, bijna droogen visch kon geven. Reeds in het jaar 1855 gelukte het hem te bewerken, dat tien millioenen haringen ingezouten werden; waardoor een omzet van 153,000 zilveren roebels plaats had. Dit was echter slechts het kleine begin; want ontzaggelijke scharen van dezen visch gaan jaar op jaar uit de Kaspische zee de Wolga op.
De heer von baer geeft in het Bulletin de la classe physico-mathématique de l'Academie Impériale des sciences de St. Petersbourg, n. 381, (4 April 1858) daarover het volgende verslag: «Ofschoon de vangst in de jaren 1853, 1854 en 1855 reeds zeer rijkelijk was uitgevallen, zoo was zij toch in 1856 nog veel rijker, zoodat de visschers eenstemmig verzekerden, dat zij zich zulk een gezegend jaar niet herinnerden. Ik schatte het gezamenlijk bedrag, volgens de ingekomen berigten, in het eerst op 50 millioenen, maar moest die som, toen meer bijzondere berigten inkwamen, op 80 en op het laatst zelfs op 100 millioenen berekenen. In het jaar 1857 heeft men behalve de 50 millioenen, die men inzoutte, uit eene nog veel grooter menigte traan gekookt. Er zijn 6140 vaten traan verkocht, van welke elk vat gemiddeld 28 pud van 40 pond het pud, en alle te zamen dus 171,920 pud of 6,866,
- ↑ Uit petermann's Mittheilungen über wichtige neue Erforschungen auf dem Gesammtgebiete der Geographie, 1858, 10tes Heft.