Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/72

Deze pagina is proefgelezen
50
WINDVORMINGEN.

omdat deze boomsoort ook in den winter blad houdt en beschutting tegen den wind geeft, en eenen grond voor lief neemt, die voor andere boomsoorten geene voldoende vruchtbaarheid oplevert. Zoo lang men het aanleggen van dennenbosschen in de zeeduinen nalaat, zoolang zullen zij in haren kalen, nietswaardigen toestand blijven, tot schade of althans winstderving voor de honderden, die in deze bosschen den kost zouden kunnen verdienen, tot schande voor de eigenaars, welke geen ondernemingsgeest genoeg bezitten om aan dien droevigen toestand een einde te maken.

 

Uit de gewrochten van den wind hier te lande zien wij dus, dat hij een groot aandeel gehad heeft in de vorming van den grond, dien wij bewonen. Geheel Nederland is 3 260 000 bunder groot. Wanneer wij rekenen, dat er omstreeks 30 000 bunders voormalige en nog bestaande zandstuivingen aanwezig zijn, met even zooveel zeeduinen, dan zullen wij zeker niet te veel rekenen, en alzoo kunnen aannemen, dat ongeveer één vijftigste gedeelte van het vaderland door den wind gevormd is, en dat slechts een vierde minder door zulk zand dan door water wordt ingenomen. Men rekent toch, dat er ruim 100 000 bunders hier te lande uit water bestaan. Buitenslands hebben soortgelijke gronden als degene, welke het grootste gedeelte van ons vaderland zamenstellen, ook soortgelijke door den wind gevormde zandstuivingen, en op de kusten soortgelijke zeeduinen. De geologische kaart van Europa leert ons, dat het geheele noordelijke Duitschland met Polen en een gedeelte van het westelijke Rusland uit dergelijke gronden bestaat, en dus omstreeks het vijftiende gedeelte van het geheele werelddeel. Europa is 180 000 vierkante mijlen groot, Nederland 600 zulke mijlen. Is nu daar de verhouding van stuifduinen tot zandgrond gelijk met die van Nederland, dan bestaat er in Europa eene door den wind gevormde oppervlakte, die in grootte overeenkomt met de helft van het koningrijk België. Wij behoeven ons dus geenszins naar Perzië, Woest Arabië, de Afrikaansche Sahara of naar Nieuwholland te wenden, om ons een begrip te vormen van den geweldigen invloed, dien de betrekkelijk zoo geringe kracht van den wind op de vervorming der oppervlakte van onze aarde heeft uitgeoefend.