Mijne lezers en vooral mijne lezeressen munten zeker alle uit in het zoogenaamde Jeu des Graces, en weten, dit nu vastgesteld zijnde, dus ook, dat het wegwerpen niet minder dan het opvangen eenige oefening vereischt. De hoepel moet zóó wegvliegen, dat hij onder het voortgaan om zijn middelpunt ronddraait of, naauwkeuriger uitgedrukt, dat hij om eene as draait, die men zich als een regt door den hoepel gestoken stok, XY, Fig. 4, moet denken. Zoo lang dit niet gelukt,
dwarrelt de hoepel onregelmatig door de lucht, en valt overal, behalve waar men hem hebben wil. Eerst wanneer hij de vereischte draaijende beweging heeft, gaat hij steeds in denzelfden stand vooruit, en wordt gemakkelijk opgevangen bij M.
Hoe een stuivertje zonderling rollen kan, is tot een spreekwoord geworden; maar even bekend is het, hoe men het wegrollen kan voorkomen, door het stuivertje op zijnen kant te plaatsen en snel als een tol te laten draaijen. Stuivertjes noemden wij ter wille van het spreekwoord, maar ze zijn wel wat klein, met een groot geldstuk gelukt het beter; het draait dan snel rond, beweegt wel eenigzins heen en weder, maar 't valt niet om en 't rolt niet weg.
Bij tollen, groote en kleine, brom- en andere, zien wij hetzelfde; de omdraaijing belet het omvallen; het maakt dat de as zich steeds regtop staande verplaatst, zoo lang de rondwenteling maar onderhouden wordt; «nooit loopt mijn priktol zonder slagen," zingt het ontmoedigend zoete en wijze jongetje van van alphen, dat ik menigmaal als een tol wenschte te behandelen.
Hebt gij veel geduld, lezer; eigenlijk eene overbodige vraag aan wien het album tot hiertoe open sneed; welnu! dan hebt gij zeker wel eens beproefd om den bal van een bilboquet op de punt van het handvatje op te vangen, en zeker is het u nimmer gelukt, zoo ge