Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/90

Deze pagina is proefgelezen
68
OVER DE VERDED1GINGS- EN AANVALSWERKTUIGEN DER MENSCHEN,

Figuur 6.
Fig. 6.
doorgestoken spilletje AS, en beproef dat spilletje met de schijf dan op te ligten in een stand AS', dan zult gij eenigen wederstand ondervinden, 't gaat van de zijde van het schijfje als met eenigen weerzin gepaard; het evenwijdig verplaatsen in een stand A'S' gaat zonder bezwaar, maar bij het schuin verplaatsen in den stand A S ontwaart ge eenigen tegenstand; en, dwingt gij het schijfje naar uwen wil, dan voelt ge dat het nog zijdelings een uitweg zoekt. Hebt gij het asje A S gevat in een ring R, Fig. 7, en kunt gij een zwaar metalen Figuur 7.
Fig. 7.
schijfje T door het lostrekken van een koordje K zeer snel doen draaijen, dan zult gij de beschrevene tegenstanden zeer duidelijk gevoelen; het is als of de schijf zich tegen u verweert

Al de deeltjes van het schijfje bewegen met eene zekere snelheid om de as, dus in vlakken regthoekig om die as gelegen. Zonder eene bepaalde kracht kan men nu die deeltjes niet op eenmaal in andere vlakken laten bewegen; tot het schuin verplaatsen van de as is dus eene krachtsuitoefening noodig, dat is: men ondervindt bij die verplaatsing een zekeren wederstand. De as tracht dus ten gevolge der omwenteling van het met haar verbonden ligchaam haren stand te behouden. Hoe zwaarder het ligchaam is, hoe grooter die stabiliteit bij overigens gelijke snelheid zijn zal. Bij even zware ligchamen zal