kinderlijk geschrei tegen spreken konden verwisselen, het eerst zouden doen hooren. Het woord Bekos, 't geen de herder hoorde, werd nu als oorspronkelijk woord beschouwd, en bij onderzoek bleek het, dat de Phrygiers dit woord in hunne taal bezaten om er brood mede aan te duiden. Het verhaal heeft geen groot gezag, en het besluit, dat psammatichus uit zijne proef opmaakte, heeft het nog minder. — De ondervinding leert ons niets omtrent eene taal, die menschen zouden uitdenken, van andere sprekende menschen afgezonderd. Kinderen leeren de taal, die zij hooren, en, reeds voor dat zij spreken, verstaan zij veel van 'tgeen gesproken wordt. Wanneer zij echter eenmaal beginnen te spreken, dan toonen zij, dat zij met het naamgevend vermogen, 'tgeen de eerste mensch bezat, evenzeer zijn toegerust, en zij vormen zich voor nieuwe, hun nog niet genoemde voorwerpen, namen van eigen vinding, die meestal volgens attributen der zaken uit den hun reeds bekenden woordenschat ontleend zijn. Zoo vormen zich bij kinderen vele synonymen, en waren zij verder aan zich zelven overgelaten en slechts door andere kinderen omringd, dan zou de door deze kinderen gevormde taal, evenals de talen der nog weinig beschaafde volken, rijk aan synonymen voor dezelfde zaken en toch ook arm aan begrippen zijn.
Het is altijd moeielijk ons het begin van eenige zaak voor te stellen. Max müller heeft volkomen regt, en hij drukt slechts uit, wat ieder, die over de zaak nadenkt, zelf gevoelen moet, wanneer hij zegt: Wanneer wij beproeven ons den eersten mensch als een kind voor te stellen, dat trapsgewijze zijne physische en verstandelijke vermogens ontwikkelt, dan kunnen wij niet begrijpen, hoe hij een enkelen dag kon blijven leven zonder bovennatuurlijke hulp. Wanneer wij ons daarentegen den eersten mensch trachten te denken als volwassen naar ligchaam en geest, dan gaat de voorstelling van een uitwerksel zonder oorzaak, van volwassen zonder groei, de grenzen van onze verstandelijke bevatting te boven. Het is evenzoo met de eerste beginsels der taal[1]!).
Zonder ons daarom verder te pijnigen met het nasporen van een
- ↑ T, a, pl., p 331.