de voorwereldlijke hyenaas anders gehandeld hebben? Er is niets wat ons regt geeft dat te veronderstellen.
Ten elfde: Volgens de waarnemingen van reizigers in Afrika, onder anderen van knox, slepen de hyenaas in Afrika nooit de dieren, die zij weten te vangen, naar een hol. Deze reiziger doodde verscheidene neushoorndieren en rivierpaarden, en als hij later weder op dezelfde plaatsen kwam, vond hij steeds de geraamten liggen waar de dieren gestorven waren. Maar zelfs al wilde men aannemen, dat de voorwereldlijke hyenaas andere gebruiken en zeden hadden gehad dan onze hedendaagsche, dan zou men nog bewijzen moeten, dat zij sterk en moedig genoeg geweest moesten zijn om olifanten en neushoorndieren, ja om geheele kudden paarden en reusachtige runderen aan te tasten. Nu is het bekend, dat onze paarden en runderen, ofschoon vooral de laatsten veel kleiner en zwakker zijn dan de voorwereldlijke Bos primigenius en Bos priscus, zich met goed gevolg weten te verdedigen, als zij namelijk in kudden vereenigd zijn, tegen onze grootste roofdieren, tegen leeuwen en tijgers, en het is dus niet waarschijnlijk, dat de voorwereldlijke runderen en paarden ooit aangevallen zijn geworden door hyenaas, dat is door dieren, welker roofzucht slechts geëvenaard wordt door hunne lafhartigheid.
Ten twaalfde: Men heeft in de holen niet slechts uitwerpselen gevonden van hyenaas, maar ook van dieren van het hondengeslacht, ja die van de laatsten in eene bijna even groote hoeveelheid. Zou men, wij herhalen die vraag hier opzettelijk, mogen veronderstellen, dat wolven en vossen in goede verstandhouding geleefd hebben met hyenaas en beeren, en dat nog wel in ruimten zoo begrensd als vele holen zijn, vooral in die van Lunel-Viel? Maar behalve beenderen en uitwerpselen van hyenaas, wolven en beeren, vindt men in de zelfde holen overblijfselen van tijgers, panters en leeuwen, en al die dieren zouden gezamenlijk in vrede en vriendschap geleefd hebben in een en het zelfde hol? Onmogelijk. Maar ook weten wij, dat dit geenszins het geval was; in het hol van Gailenreuth en in dat van Lunel-Viel heeft men twee hyena-schedels gevonden, waarvan het wandbeen gebroken was, kennelijk ten gevolge van de tanden van een groot ver-