zich ontwikkeld hebben, van welke omstandigheden wij zeer weinig weten.
Er zijn er ook geweest, die uit de astronomische gedenkstukken, ons vooral door de Egyptenaren nagelaten, tot een zeer hoogen ouderdom van het menschelijk geslacht hebben besloten. Vooral kwam hier in aanmerking de zodiak of dierenriem uit den isis-tempel te Denderah in Opper-Egypte, het oude Tentyra, en eene andere uit een tempel van het insgelijks in Opper-Egypte gelegen Esneh, het oude Latopolis. Men vindt op deze dezelfde figuren van de gesternten in den dierenriem afgebeeld, die nog gebezigd worden, — maar men vindt ze daarop anders verdeeld. Men meende nu in deze verdeeling eene voorstelling te zien van den toestand des hemels op het oogenblik van de vervaardiging dier afbeeldingen, en trachtte daaruit den tijd van die vervaardiging te berekenen. Die berekeningen liepen nog al uiteen, — doch zij stelden in elk geval de stichting der genoemde tempels en dus het aanzijn van menschen op de aarde veel vroeger, dan de gewoonlijk aangenomen tijdrekening toelaat. Onder anderen meenden sommigen den ouderdom van den tempel te Denderah op 15000 en dien van den tempel te Esneh op 20000 jaren te moeten bepalen.
Cuvier heeft echter in zijn Discours sur les révolutions du globe de onzekerheid dier berekeningen overtuigend aangetoond, en, wanneer ik mij niet bedrieg, zijn er later bewijzen ontdekt, waaruit blijkt, dat de beide genoemde tempels met geene mogelijkheid dien hoogen ouderdom kunnen bezitten, dien men er aan heeft toegekend, en dat zij integendeel tot een betrekkelijk laat tijdperk der geschiedenis van Egypte moeten worden gebragt.
Dit moge genoeg zijn over de historische gronden voor den hoogen ouderdom van het menschelijk geslacht, die ik alleen ter loops heb gemeend te moeten aanvoeren. Ik ga nu over tot de opgave der natuurkundige gronden voor dien ouderdom. Eigenlijk behoorden daartoe reeds de besluiten uit de oude astronomische gedenkstukken afgeleid. Zij zijn echter meestal, zoo niet uitsluitend, van geologischen aard.
Ik kan echter, voor ik met de korte uiteenzetting dier geologische