Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/225

Deze pagina is niet proefgelezen
203
DE ENGELSCHE KOLENMIJNEN

en in de laatste tien jaren tot boven 100°/, van vroeger. Onder jacob I, karel I en zelfs onder karel II, was het branden der steenkolen òf geheel verboden òf zeer beperkt, »omdat het te veel rook en vuiligheid aanbrengt" Men kan het ook niet ontkennen, bij het branden der steenkolen, vooral der Engelsche, ontstaat veel rook en stof, en daarom is door de regering in 1854 bij eene boete van 60 gulden verboden de kolen onder rookontwikkeling te verbranden. Sommigen hebben welligt bij het lezen der couranten zulk eene wet zeer belagchelijk gevonden; voor de zoodanigen zij hier ter loops aangemerkt, dat men, door daarvoor gepaste inrigtingen, steenkolen zeer wel zonder rook verbranden en daarbij nog 13 tot ¼ besparen kan.

Dus voor twee eeuwen was het verbruik der steenkolen nog zeer beperkt, voor honderd jaren nog gering. In het jaar 1775 bedroeg het aantal der mijnputten in de buurt van Newcastle niet meer dan 13; in 1800 was het getal tot 30 geklommen; in 1828 telde men er 5l en in 1860 niet minder dan 283, zegge tweehonderd en drieëntachtig! Zoude men door deze opgaven niet eenigzins bevreesd kunnen worden, dat binnen korten tijd alle steenkolen in Engeland en elders verbruikt en de mijnen uitgeput zullen zijn? En wat dan? Doch wij zullen onze lezers gerust stellen. Zij hebben geen gebrek dienaangaande te duchten, en dat is bij het tegenwoordig heerschende egoïsme voldoende. Het nageslacht moge zien, hoe het teregt komt. Ten einde een overzigt te geven van de verbazende hoeveelheid steenkolen, die er nog in de aardkorst aanwezig zijn, nemen wij als voorbeeld het kolenveld Northumberland-Durham. Uit de reeds boven medegedeelde afmetingen berekent men de hoeveelheid in de thans in exploitatie zich bevindende mijnen op 5000 millioen tonnen, en dus bij eene jaarlijksche consumtie van 20 millioen tonnen is daar voor 250 jaren genoeg. Hierbij zijn alle kolenbeddingen niet medegerekend, die om de eene of andere reden hebben kunnen ontgonnen worden, en dat bedraagt nog zeer veel, misschien weêr genoeg voor nog eens 250 jaren. Vele putten namelijk zijn verdronken of er verzamelt zich daarin zulk eene hoeveelheid water, dat tegenwoordig aan de ontginning niet gedacht wordt.

Het water levert in de kolenmijnen een bezwaar op, dat grooter