Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/241

Deze pagina is niet proefgelezen
219
HET LANDSCHAP.

weelderige bergen van Abyssinië steeds ruwe negers in hutten gewoond hebben. Niet in het rijk gezegende Sicilië, maar op den steenachtigen onvruchtbaren bodem van Attica werd de eerste grond gelegd voor de alles overwinnende magt van ons werelddeel, en misschien is er een verband tusschen Italië's lagechende natuur en de vele ondeugden, die zijne anders zoo ontwikkelde bewoners hebben ontsierd. Ja zelfs thans nog ziet men, waar zich in de heerlijkste oorden der wereld een beschaafd menschenras vestigt, dit allengs achteruitgaan, in geestkracht en kennis verslappen en overgaan tot eene verdorvenheid, die erger is dan de dierlijke, maar eenvoudige natuur der wilden, Vooral de tropische gewesten zijn nog steeds moeijelijk genaakbaar voor onze beschaving. Bij den schitterenden plantengroei, bij die altijd groene landschappen ontbreekt de krachtige, zuiver gevoelende mensch. Schoonheidsgevoel en geestkracht veranderen daar in zinnelijkheid en onverschilligheid, en het spreekwoord blijft waar, dat niemand ongestraft onder palmen wandelt. Ware dit niet zoo, dan zou Java thans niet meer eene Nederlandsche, maar Nederland misschien eene Javaansche bezitting zijn. Hoe milder natuur, hoe wilder bewoners.

Hoewel het niet is uitgemaakt, of onze beschaving geschikt is voor alle klimaten en bestemd om de gansche aarde te vervullen, zien wij toch de onmiskenbare bewijzen van hare overwinnende magt. De hervorming, die wij de menschelijke periode der natuur kunnen noemen, gaat onafgebroken voort. Wie in ons werelddeel een luchtje wal scheppen in de vrije natuur, moet zich begeven naar de steppen van Rusland, de moerassen van Hongarije, de toppen der Alpen en Pyreneën, of in de eenzame fiords van Noorwegen, die huiverig kalme inhammen, waar het altijd stille water bijna geheel door loodregte rotsen is ingesloten.

Maar die vrijheid der natuur, evenals die der wildernissen in andere werelddeelen moge voor onze verbeelding iets aanlokkelijks hebben, in de werkelijkheid zou zij ons niet meer behagen, niet meer zijn overeenkomstig onze behoeften. Die vrijheid der wildernis is slechts schijnbaar en de tallooze gevaren, waaraan zij ons bloot stelt, brengen ons terug tot een gevoel van afhankelijkheid. Wordt de beschaafde