Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/246

Deze pagina is proefgelezen
 

NOG IETS OVER SEQUOIA (WELLINGTONIA) GIGANTEA.

 

 

Betreffende dezen reusachtigen boom uit Kalifornië lezen wij in de Botanische Zeitung van 1861, p. 80, de volgende bijzonderheden, welke wij hier aan de lezers van het Album der Natuur mededeelen, in verband met de vroeger (1859, bl. 321 — 322) hieromtrent gegevene berigten[1].

De Sequoia of Wellingtonia gigantea werd het eerst aangetroffen in eene streek, welke op 38° N. Br., 120° 10' lengte en op eene hoogte van ongeveer 4,590 voet boven de oppervlakte der zee gelegen is en den naam droeg van Calaveros Grove, welke benaming in den laatsten tijd door die van Mammoth Tree Grove verdrongen is; het aantal der aldaar gevonden boomen bedroeg 92. Sedert werd de mammoeth-boom nog op twee andere standplaatsen ontdekt, te weten in Mariposa, waar ongeveer 400 en in Fresno county, waar 600 boomen stonden.

De aan Sequoia gigantea naverwante S. sempervirens wordt niet veel minder hoog, hoewel hij bij eerstgenoemde moet achterstaan. De grootte van beide, wanneer zij goed zijn uitgegroeid, is ongeveer 300 voet in hoogte en 90 in omvang. Maar er zijn ook stammen van S. gigantea, die bij 450 voet hoogte een' omvang van 116 voet hebben.

Men heeft de waarde van het hout van één grooten mammoeth-boom berekend en daarvoor een cijfer gekregen van 6250 pond sterling of omstreeks f 75,000.

De S. gigantea werd in 1853 in Engeland ingevoerd en is tegenwoordig algemeen in den handel gebragt; bij Cork heeft men reeds boomen, die eene hoogte van 9½ voet hebben bereikt, terwijl er in Thetford een is, die reeds rijpe vruchten heeft gedragen.

 

 
  1. De naam leemann, die daar voorkomt, is eene drukfout voor seemannn.