Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/258

Deze pagina is niet proefgelezen
236
HET LANDSCHAP.

gen hunner slingerpaden even gedwongen en eentoonig waren als de regte dreven van le nôtre, ja nog vervelender, omdat zij de trotschheid van de laatsten misten; dat hunne vergezigten in schoonheid wonnen, wanneer daarin een prachtig gebouw als hoofdpunt was opgenomen; dat eindelijk het bijeenbrengen van de ontelbare soorten van vreemde sierheesters een bonten, karakterloozen indruk maakte. Aan de andere zijde erkende men, dat de symmetrische stijl in zijne breede terrassen, fonteinen en grasperken eene groote waarde bezat. Daarbij had de geest des volks eene geheel andere rigting aangenomen. De liefde tot eene onverstoorbare kalmte, den zaligsten toestand van vroegere geslachten, had plaats gemaakt voor de zucht naar onrust, naar beweging, naar ontwikkeling. De mensch hechtte geene waarde meer aan een blijvend genot als het toppunt zijner wenschen, maar verandering werd zijn genot. Alles wat leven, beweging ademde, was hem welkom en hij erkende met den dichter van Troilus and Cressida:

"Things won are done. Joys soul lays in the doing."

Zonder ontwikkeling geen leven, zonder worden geen zijn, die grondwet der natuur bezielde het edelste, het eigenlijk heerschende deel der menschheid. Göthe, wiens heldere blik onze praktische, werkzame, stoffelijke eeuw zoo juist heeft voorzien, is ook de aankondiger geweest van de nieuwere rigting in het aanleggen van lusthoven, en in zijne Wahlwerwandschaften vinden wij menig blijk, dat zijn veelzijdige geest zich met voorliefde met dit onderwerp heeft bezig gehouden.

De eerste, wiens geniale kunst aan de eischen des tijds beantwoordde, was de Engelschman humphrey repton. Hij was het, die vóór ongeveer 40 jaren de natuurlijke en symmetrische rigtingen met elkander verzoende en zamensmolt tot een levend en lagchend beeld, een landschaps-ideaal, een tafereel vol bezieling en ontwikkeling. De kunst om tuinen aan te leggen, vroeger een onderdeel der bouwkunst, is door repton verheven tot eene landschapskunst, even voortreffelijk als de schilderkunst, ja hooger, daar zij hare gedachten in de natuur zelve teruggeeft. Hare beoefenaars moeten zoowel eene hooge mate van schoonheidszin bezitten als doordrongen zijn van de kennis der