ons, dat het daar binnen goed is, en meer verlangen wij van een landhuis niet. Het huis is eene zedige jonkvrouw, geen praalzieke oude vrijster.
Voor het huis ligt de vierkante of langwerpige bloemtuin, die ons met zijn eenvoudigen, symmetrischen aanleg, ofschoon met oneindig lagchender indruk, herinnert aan den stijl van Versailles en de hofjes, waar wij als kinderen hebben gespeeld.
In het park, op de buitenplaats, bemerkten wij geen symmetrie, niet omdat zij daar ontbrak, maar in den natuurlijken stijl opgenomen en daarmede innig verbonden, was zij daar in het verborgen werkzaam en schiep het evenwigt in de wanorde en de eenheid in de verscheidenheid. Zoo brengt ook de schilder evenwigt in zijne voorstelling, zonder stijfheid, zonder dat zelfs zijn overleg zigtbaar wordt. Het groote geheim der kunst ligt in de juiste vereeniging van het altijd wisselende leven met de strenge, onveranderlijke vormen van onze rede. Evenals de stoom het werktuig in beweging brengt, zonder dat wij hem werkende aanschouwen, evenzoo is de wet der schoonheid de grondslag, maar de verborgene grondslag van elk meesterstuk. Hiermede is dus werkelijk het vonnis van den zuiver symmetrischen stijl uitgesproken, en wij erkennen hem als de uitdrukking van de dorre rede, zonder gevoel en leven, als de theorie zonder de praktijk, als het woord zonder de daad. Maar ook den zuiver natuurlijken stijl verwerpen wij, omdat hij een leven is zonder wetten, eene toomelooze anarchie, die tot vernietiging leidt. Eerst wanneer de rede in het leven, de theorie in de praktijk, het woord in de daad opgaat, eerst dan wordt de kunst geboren.