Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/264

Deze pagina is niet proefgelezen
242
DE STOUTSTE ONDERNEMING VAN ONZEN TIJD.

Engeland te verbinden, òf dit door eenen grooten ijzeren koker te doen, dien de zeebodem zal dragen, is het te verwachten, dat ook eenmaal hier de verbolgen optredende bezwaren zegevierend zullen worden bestreden.

Hoe stout de laatstgenoemde onderneming ons moge toeschijnen, niet minder stout is die, waarbij wij thans de aandacht wenschten te bepalen en die reeds een zeer ernstig begin van uitvoering heeft gekregen: die namelijk om de Alpen te doorboren. Hier toch geldt het strijd te voeren met het 't ijzer bespottende graniet en over mijlen afstands door rotsen heen te werken. Die strijd is begonnen en het laat zich met grond aanzien, dat men hem zegevierend zal voortzetten.

De Mont-Cénis, de oude legerweg van Gallische krijgsbenden en Van hannibal, die in 1693 door den maarschalk catinat voor ligt voertuig en gemakkelijk vervoerbaar geschut toegankelijk werd gemaakt, doch sedert geheel verviel en altijd, vooral in den winter, voor een' der moeijelijkste Alpenwegen werd gehouden, de Mont-Cénis zal als geëffend worden, dat is: worden doorboord, en door zijne ingewanden zal de spoortrein, na weinige jaren strijdens, heendringen.

In Maart 1858 besloot het Sardinische parlement de doorboring van den berg, met behulp van de machines, daartoe door sommeiler uitgedacht en later door grandis en grattoni verbeterd. De voorbereidingen, met inbegrip van den weg van Oulx naar Bardonnêche, werden spoedig genomen en in den loop van den zomer van 1861 voltooid, zoodat de machines konden beginnen te werken.

Het zal den lezer, alvorens tot de beschrijving van het werk wordt overgegaan, welligt niet onaangenaam zijn, daartoe iets meer uitvoerig te worden ingeleid. Wij hebben ons bevlijtigd om hiervoor zooveel mogelijk geschikte bronnen op te sporen. Dat hierbij de Illustrirte Zeitung en dingler's Polytechnisches Journal vooral niet ongebruikt zijn gelaten, wordt alleen vermeld om anderen de moeite te sparen de lezers daarop opmerkzaam te maken. Wij hebben intusschen eenigen grond voor de meening, dat er hier aan de beschrijving die volledigheid is gegeven, welke de zaak zoo ruimschoots verdient. De belangstelling is zeker reeds van elders opgewekt, zij behoeft niet te worden ingeroepen, noch afgesmeekt.