Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/269

Deze pagina is niet proefgelezen
247
DE STOUTSTE ONDERNEMING VAN ONZEN TIJD.

des afstroomenden waters, dat is, door zamengeperste lucht gedreven wordt, is zeer opmerkenswaardig. Men vindt er een model van de boormachines, dat op verzoek van de reizenden in werking wordt gesteld, en tegen een groot granietblok beukt. Wil men zich niet in den tunnel wagen, dan kan men daar zijne nieuwsgierigheid voldoende bevredigen. Ongeveer 10 minuten van de machinenfabrijk, aan de linkerzijde van den genoemden uitgang der kloof, ziet men den ingang van den tunnel, waarnaast een huis ligt, dat voor de gereedschappen der arbeiders is bestemd, en waarin de bezoeker, ook bij het koudste weder, zijnen mantel kan afleggen, daar binnen in den onderaardschen gang eene temperatuur van 22 tot 24 graden cersius of 71 tot 75 gr. fahrenheit heerscht. De toegang is echter voor iedereen verboden, die niet van een ministeriëel verlof is voorzien, of niet namens de directie zich aanmeldt; bovendien kan men slechts onder geleide van een' ingenieur naar binnen treden. Men ontwaart dan daar drie paar ijzeren spoorregels, die naar binnen leiden en tot vervoer der uitgebroken steenen dienen. Het werk wordt dag en nacht voortgezet, terwijl de arbeiders, in drie ploegen, elk van 68 man, verdeeld, elkander om de 8 uur aflossen. De tunnel is ongeveer 18 voet hoog, en in twee verdiepingen afgedeeld; in de onderste werkt men met de boormachines door zamengeperste lucht gedreven, in de bovenste volgens de oude methode der mijnwerkers, door beitelen met de hand.

Op den achtsten Maart was men 2000 el in den berg gedrongen, zonder eenig ongeluk onder de arbeiders te hebben gehad. De tunnel heeft dus een zesde gedeelte van zijne geheele lengte, zijnde 12000 el of 2¼ uur, bereikt.

Onder het groote gewelf bouwt men ook een kanaal van 5 voet hoogte, tot afvoer van het water, opdat men ook zelfs bij een' onverwachten zeer grooten toevoer daarvan niets te duchten hebbe. Aan de linkerzijde des tunnels loopt eene wijde buis, die de zamengedrukte lucht, uit het genoemde gebouw, waarin de zamendrukkingstoestel ligt, aanvoert. Wanneer men eene kraan opent, stroomt de lucht met zulk een geweld en in zulk eene massa uit de buis, dat de daardoor opgewekte kunstmatige wind in staat is om den rook, die door het tweemaal daags ontspringen van het buskruid ontstaat, in eene