afsluiten van de buis Z met de buis D, welke laatste er boven aan is bevestigd en uitmondt in den luchtketel D. De genoemde klep C is gewoonlijk gesloten door de drukking van de zamengeperste lucht in den cilinder D, daar zij zich naar boven en dus naar den kant van E opent. Bij l zijn in den wand der buis E 4 kleine zuigkleppen aanwezig, die zich naar binnen in de buis openen, en waardoor dus de dampkringslucht gemakkelijk kan binnentreden.
Is nu de inlaatklep A gesloten, zoo staat natuurlijk de buis X vol, en in het gedeelte Y en onder in Z blijft het water tot op de hoogte van de afvoerklep B staan; boven het water, in Z, tot aan de klep C, ligt dampkringslucht van de gewone digtheid der buitenlucht. Opent men nu de klep A en sluit men de klep B, zoo stort het water met geweld uit het 3 el hooger gelegene tweede waterbekken langs X in de buis Y, stijgt, ten gevolge der levendige kracht, die het bezit, in de buis Z op, waarin zich eene luchtkolom van 43 palmen hoogte bevindt, en perst die lucht zoodanig zamen, dat zij de klep C opent en in het reservoir D dringt; sluit men daarop weder A en opent men B, zoo vloeit het water hierdoor weg, daalt in de buis Z tot op de vorige hoogte, nieuwe lucht dringt door de openingen l in plaats van de weggedrongene, en er is dus weder voorraad voorhanden om bij het openen van de klep A en sluiting van B, op nieuw in het luchtreservoir te worden gevoerd. Niettegenstaande, zooals wij zeiden, het tweede waterbekken slechts 45 palm hoog ligt, wordt toch de lucht door de levendige kracht van het binnenstortende water tot 5 atmospheren zamengeperst. Wij herinneren hier den lezers, dat de drukking van eene kolom water, van 10 el hoogte, gelijk staat aan de enkele drukking des dampkrings, zoodat er uit het voorgaande is af te leiden, dat de bewegende waterkolom van nog geene 4½ el hoogte, evenveel vermogen uitoefent als een rustig staande waterzuil van 50 el hoogte.
De beweging van de kleppen A en B wordt door een afzonderlijk werktuigje geregeld, dat ook al door zamengeperste lucht werkt. De windreservoirs D bestaan uit cilindervormige ketels van geslagen ijzeren platen; zij zijn 10 el lang, kunnen 17 kubieke ellen lucht bevatten, en zijn tien in aantal. Zij hebben elk, door middel eener