van dezen verschilden zij onder anderen door den meer tepel- of knobbelachtigen vorm der kiezen. Vóór den "zondvloed" schijnen deze dieren nagenoeg over de geheele aarde, ook over de Nieuwe Wereld, verspreid te zijn geweest.
Op hen zijn, tijdens de latere quaternaire formatie, de Mammouthsoorten gevolgd, ware olifanten, door sommigen in Elephas primigentus, insignis, priscus en nog een aantal andere (?) soorten onderscheiden. Vele fossiele voorwerpen daarvan, enkele malen in hun geheel, worden zelfs nog heden ten dage in het diluvium of in ijsmassa's aangetroffen. Zij waren mede over de gansche aarde, ook in Noord-Amerika, in welk werelddeel de tegenwoordige olifanten niet voorkomen, — verspreid, vooral naar de pool-streken toe, doch ook verder, bijv. in Europa, van N. Rusland af tot Z. Italië toe, alsmede in ons vaderland en aangrenzende rijken. Inzonderheid echter in Siberië wordt daarvan voortdurend nog zooveel opgedolven, dat daar te lande de volks-sage zou gaan: "als konden zij het daglicht niet verdragen, en leefden zij daar tegenwoordig nog, op de wijze der mollen, onder den grond voort!" De Mammouth-soorten echter zijn alle voor goed uitgestorven, ofschoon ik moet opmerken, dat welligt kort na hen, of misschien zelfs gelijktijdig met hen, zich reeds sporen van de tegenwoordige olifanten hebben opgedaan. Volgens cuvier althans vertoonen eenige Siberische Mammouth-vormen groote overeenkomst met den tegenwoordigen Indischen olifant, en werd onlangs door anca de mangalaviti bekend gemaakt, dat ook in grotten op Sicilië fossiele beenderen en tanden zijn opgegraven, die tot den gewonen Afrikaanschen olifant schijnen te hebben behoord.
De thans levende olifanten werden, — vóórdat camper, blumenbach en cuvier dit vraagstuk tot helderheid hadden gebragt, — voornamelijk door vergelijkend onderzoek van de kroonen der kiezen, — geacht slechts één soort te vormen. Door hen echter werden zij toen in twee soorten, den Aziatischen of oud-Indischen en den Afrikaanschen