Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/295

Deze pagina is niet proefgelezen
273
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.

voorhanden zouden zijn. — Een meer wetenschappelijk en zekerder uitgangspunt tot eene dergelijke berekening is dat, 't welk door flourens is bekend gemaakt. Het berust op de volkomene verbeening der uiteinden van de lange beenderen. Deze verbeening, welke de eindpaal van den groei aanduidt, grijpt bij den mensch omstreeks het 20ste, bij den olifant omtrent het 30ste levensjaar plaats. Uit eene vergelijking nu dezer tijden met dien bij andere dieren (het paard 5, den hond 2 jaren), is hem deze physiclogische wet gebleken: dat vijfmalen dit volwassen tijdperk overeenkomt met het (gemiddelde) maximum van aller levensduur, d.í. alzoo 10 jaren voor den hond, 25 voor het paard, 100 voor den mensch, 150 voor den olifant. En inderdaad omtrent de mogelijkheid van het maximum van dien termijn bestaan voor den olifant enkele vrij geloofwaardige berigten, inzonderheid weder uit Ceylon. tavenier, onder anderen, vermeldt er een van 180 jaren, volgens opgaaf van een' cornac, wiens vader, grootvader en overgrootvader, evenals hij, denzelfden olifant hadden opgepast. Robertson geeft een tweede, authentiek genoemd, voorbeeld van een olifant, die eerst aan de Portugezen had toebehoord, van hen in het jaar 1656 door de Hollanders was afgenomen, en eindelijk in 1799 uit onze handen in die van de Engelschen was overgegaan. Stelt men, dat dit individu in het Portugesche tijdvak nog slechts 10 jaren telde, dan moet het onder zijne laatste meesters ruim 150 jaren oud zijn geweest. Deze en dergelijke zoo hoog bejaarde olifanten mag men evenwel veilig tot de hooge uitzonderingen brengen, evenals dergelijke cijfers, die (als curiosa) omtrent den ouderdom van sommige menschen[1] zijn te boek zijn gesteld.

Mogten deze opgaven nu al worden aangenomen voor den getemden olifant, voor zijn gevangen staat, — werpt misschien iemand hier tegen, — zij behoeven daarom nog geenszins te gelden voor dit dier in het wild, in de vrije natuur levende. "Welligt kan het

  1. Een tal van opgaven daaromtrent uit den vroegeren en lateren tijd daarlatende, herinner ik aan eene der jongste mededeelingen uit Amerika (Washington). Zij betreft drie hoogbejaarde menschen aldaar, en nog wel uit een en dezelfde familie, hetgeen trouwens meer plaats vindt. Het geldt een' zoon, die 128 jaren was geworden, een vader van 182 en eene grootmoeder van 148 jaar! Zie Archiv. Belg. de méd., ete. Janvier, 1862. Ofschoon dit een goed Tijdschrift is, kan ik voor de geloofwaardigheid dier getallen (ze zijn van verdachten oorsprong) niet instaan.
1862.
18