Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/298

Deze pagina is niet proefgelezen
276
STUDIEN OVER DEN OLIFANT.

is eene pathologische variëteit, vallende in de algemeene kategorie van het albinisme. Hij behoort tot de "albino's", gelijkerwijze er onder andere diersoorten, en zelfs onder het menschengeslacht, mede enkelen worden gevonden. Bij die wijziging is werkelijk het huid-pigment, de kleurstof der huid, afwezig, en heeft deze, even als de staartharen, dan eene meer of minder sterk uitgedrukte grijs-witte kleur. Deze toestand kan doorgaans inzonderheid hierdoor met zekerheid worden herkend, dat de regenboog of iris (het bekende, anders bruin of blaauw gekleurde vlies, dat den zwarten oogappel omgeeft), insgelijks door het ontbreken der gewone kleurstof, eenen witachtigen of liever licht-rooden tint aanneemt. Een feit, waardoor deze verklaring wel het sterkst wordt gestaafd, is, dat juist in Siam, waar de witte olifant het meest schijnt voor te komen, het albinisme ook bij andere dieren, — buffels, herten, apen, — betrekkelijk menigvuldig wordt waargenomen. Hoe dit zij, daar te lande vooral, maar insgelijks in Ava, Pegu en aangrenzende rijken, wordt de witte olifant nog steeds (ofschoon niet zóó algemeen en niet meer zóó onvoorwaardelijk als voorheen) beschouwd als vertegenwoordiger der geesten van hunne vroegere koningen, als een attribuut der waardigheid van den vorst, als waarborg zelfs voor het bezit van zijnen troon! Hij heeft daar zelfs zijn eigen paleis, zijn' eigenen hofstoet en oppassers, tot 30 in getal, waaronder 4 gouden-waaijer- en scherm-dragers. Het inwendige van dit verblijf is met weelde ingerigt; zelfs zijn voedsel wordt hem niet dan uit gouden schotels gereikt. Die hem daar hunne opwachting willen maken, moeten hunne schoeisels afleggen. Hij is dan ook in het bezit van eigene inkomsten. De Engelsche kapitein der genie yule berigt, dat, toen de koning van Ava onlangs een gedeelte daarvan tot andere doeleinden wilde gebruiken, hij vooraf zijne schriftelijke verontschuldiging deswegens aan zijnen »favoriet" deed toekomen. Hoe »koninklijk®" ook genaamd, wordt hij evenwel door de vorsten, die den titel aannemen van "Heer van den witten olifant", zelden of nooit bereden. Wel maakt hij een der voornaamste vertooningen uit op feestdagen en bij alle plegtige optogten. Hij wordt dan vooral, en meer nog dan de andere staatsie-olifanten"' (zie daarover later), prachtig