Aan het observatorium te Kew, in Engeland, is professor warren de la rue reeds sedert langen tijd werkzaam geweest met het maken van photoheliographe of photographische afbeeldingen van onderscheidene hemelligchamen. Van tijd tot tijd worden door hem op de jaarlijksche vergaderingen van de British Association verslagen geleverd omtrent hetgeen door hem in dit opzigt is gedaan. Jaarlijks toch wordt voor deze waarnemingen door de Association eene toelage van 40 p. st. verstrekt, behalve de grootere jaarlijksche toelage van 500 p. st. aan het observatorium. Zulk een rapport las hij ook op de laatste vergadering te Manchester; en omdat deze zaak den lezer misschien eenig belang zal inboezemen, wil ik den zakelijken inhoud van dit verslag hier mededeelen, met de opmerkingen, waartoe het aanleiding gaf.
Het is, volgens den Astronomer royal, professor airy, niet wel mogelijk, om aan alle zelf-registrerende waarnemingen te veel waarde toe te kennen, daar zij in den regel verre verheven zijn boven alle persoonlijke waarnemingen: het is blijkbaar, dat, hoe moeijelijker en hoe onverklaarbaarder de verschijnsels worden, hoe meer men tot het besluit moet komen, dat de mensch al een zeer ongelukkig schepsel is, en dat de stof verre boven hem verheven is: maak slechts een werktuig in orde om het werk te doen, en het werk wordt veel beter gedaan dan eenig mensch het zoude kunnen. Deze opmerking