physische natuur, wij volstrekt niets weten. Het zoude zeker van het uiterste belang wezen, eenige berigten te erlangen omtrent de kern en den staart, die van dag tot dag veranderen, ten einde deze verschillende uitkomsten onderling te kunnen vergelijken, en daartoe zoude buiten eenigen twijfel de photographie verreweg het beste middel wezen, indien namelijk het licht van de kometen sterk genoeg is om op het collodium te werken. Eene vergeefsche poging bij de komeet van Donati in 1858 schrikte warren de la rue niet af, maar hij deed op nieuw menigvuldige proeven bij de komeet van dit jaar, zoowel met zijnen kijker als met eene portret camera, om haar af te beelden;maar zelfs een blootstellen der collodiumplaat gedurende vijftien minuten (minuten, niet seconden) was ontoereikend om den geringsten indruk te verkrijgen. Hij moest dus wel tot het besluit komen, dat het licht der kometen het gebruik van photographie op deze wijze niet toelaat.
III. Heliographie, dat is het afbeelden der zon, was echter steeds het hoofddoel geweest van de proefnemingen met de photoheliographe, en daarom zoude hij nu mededeelen, welke uitkomsten daaromtrent waren verkregen. Hij had eenige proefnemingen laten doen, waaruit volgt, dat, — wanneer voor een beeld der zon van eene gegevene grootte eenmaal de opening des kijkers bepaald is, voldoende om het beeld met eenen genoegzamen graad van scherpheid daar te stellen, — het alsdan geen voordeel oplevert die opening te vergrooten. Dat wil zeggen, er worden niet meer bijzonderheden afgebeeld en het beeld wordt niet scherper, zoodat het naderhand bij het copiëren eene meerdere vergrooting zoude toelaten, dan bij de kleinere opening. Het werd evenzeer proefondervindelijk aangetoond, dat het beeld der zon niet boven eene zekere grens kan vergroot worden door het tweede vergrootglas sterker te nemen. Deze uitkomsten waren geheel in overeenstemming met hetgeen {{|scwarren de la rue}} zich daarvan had voorgesteld; maar met het oog op de betere studie der zonnevlekken, was het toch wenschelijk afbeeldingen der zon te verkrijgen, op veel grootere schaal dan de gewone, zooals de photoheliographe te Kew ze konde leveren.
Hij beproefde dus, of het mogelijk zoude zijn, met eenen reflector