Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/305

Deze pagina is niet proefgelezen
285
AFBEELDING VAN HEMELLIGCHAMEN.


En inderdaad, deze photographische afbeeldingen werden dan ook zeer door de tegenwoordige leden bewonderd. Eene daarvan, waarop een gedeelte van den zonnerand voorkwam, gaf den astronomer royal aanleiding om op te merken, dat zij als bewijsstuk dienen konde in een verschil van meening tusschen hem en arago; deze laatste toch had beweerd, dat het zonlicht bij den rand niet in sterkte afneemt, maar overal over de geheele zonneschijf ten eenenmale gelijkvormig is. Daarmede had airy zich volstrekt niet kunnen vereenigen; maar ook na de mededeeling van eenige gronden, waarom het licht der zon zijns inziens naar den rand toe in sterkte moet afnemen, was arago toch bij zijn gevoelen gebleven. Indien arago hem, airy, niet wilde gelooven, hij had redenen voor zijnen twijfel; maar indien hij het getuigenis van deze photographie had kunnen zien, dan zoude hij zeker van gevoelen zijn veranderd: het verminderen van de lichtsterkte naar den rand toe bleek immers ten duidelijkste daaruit.

Warren de la rue ging voort met te verklaren, dat hij de werktuigkundige en scheikundige moeielijkheden overwonnen achtte, met uitzondering nog van het tweede vergrootglas; indien deze zwarigheid zal weggenomen zijn, dan zal men goede afbeeldingen der zon bij eene middellijn van drie voet kunnen verkrijgen met eenen kijker van één voet opening; en dit wel in minder dan een twintigste (110) tijdse konde. Wanneer deze photographische afbeeldingen bij gunstige omstandigheden worden genomen, dan zullen wij stereoskopische afbeeldingen der zonnevlekken kunnen erlangen, die voorzeker een helder licht zullen verspreiden over de natuur dezer verschijnselen. Het scheen hem toe, dat zulke uitkomsten van waarde voor de wetenschap moeten zijn; en dat het wel der moeite waard is zulke photographische berigten omtrent den toestand van den zonnedampkring in betrekking tot zonnevlekken en andere veranderlijke verschijnselen op te zamelen en te bestuderen.

Het zoude hem aangenaam zijn het vraagstuk ten einde toe uit te werken en de middelen aan te wijzen om zich van een goeden uitslag te kunnen verzekeren, maar bij eenig nadenken zoude men ligtelijk inzien, dat deze waarnemingen, — indien zij, zooals het behoort, gedurende vele jaren worden voortgezet, — van ernstigen invloed