op een plaatwerk, dat een sieraad zal zijn in elke bibliotheek, dat Gij niet behoort tot hen, die enkel aanbidders van den god Gulden zijn, maar dat Gij bereid zijt alle pogingen te ondersteunen, die strekken kunnen tot bevordering der kennis van Gods heerlijke schepping en van den roem uws vaderlands. Toont dat Gij de waardige nakomelingen zijt van een voorgeslacht, dat meermalen blijken heeft gegeven van de wetenschap op prijs te stellen en te willen schragen door middelen, zonder welke werken als die van seba, van rumph, nosemann, sepp en zoovele anderen nimmer het licht zouden hebben gezien. Nog eenmaal herhalen wij het met nadruk, maar tevens met vertrouwen: Richesse oblige!
DE SCHEDEL VAN VON HUMBOLDT.
In het onlangs verschenen dagboek van den bekenden varnhagen von ense leest men:
"Berlijn, 1844, 15 Februarij. Humboldt is bedlegerig. Op de valsche tijding van zijnen dood heeft carus te Dresden dadelijk aan den beeldhouwer raugh geschreven, dat deze trachten moest den schedel van humboldt te bekomen. Rauch toonde dezen brief aan humboldt, die zeer vriendelijk en bedaard antwoordde: dat hij zijnen schedel nog eenigen tijd zelf noodig had, maar dat hij hem gaarne later ter beschikking stelde."