PLANTENTUIN OP MAURITIUS.
Niet ver van het dorpje Pamplemouse op het eiland Mauritius vindt men den bijzonderen Plantentuin; want eigenlijk kan men dit geheele eiland éénen goddelijken tuin noemen. Het hoofddoel van den Plantentuin is het aankweeken van nuttige zaden van allerlei soort, welke kosteloos uitgedeeld worden. Men vindt hier eene groote hoeveelheid van de meest verscheidene en prachtigste gewassen, welker opnoeming eene uitgebreide botanische verhandeling zoude vereischen; maar hetgeen bijzonder indrukwekkend is, is de schilderachtig-schoone aanleg van het geheel; lange lanen van slanke Palmen vormen perspektieven en arkadengangen, die geen bouwmeester ter wereld zoo schoon zoude kunnen maken; andere van hooge mangoboomen[1] geven verfrisschende wandelingen; daartusschen grootere en kleinere partijen, die haar oorspronkelijk karakter zonder inmenging der kunst behouden hebben; een heldere, levendige beek slingert geheel natuurlijk tusschen digte bosschen van 40—45 voet hooge bamboezen. Het belangrijkst gewas echter, wegens zijn aan deze landstreek geheel eigenaardig kenmerk, is de Ravenala madagascariensis, die hier arbre des voyageurs[2] genoemd wordt. Deze boom gelijkt op een' reusachtigen waaijer, vangt in zijne 15—20 voet lange bladen het regenwater op en voert het naar den stam, waar zich de reizigers, alleen door het inboren in den stam, steeds een verfrisschenden dronk kunnen verschaffen en vanwaar dan ook dit gewas zijn naam heeft. Zie mohl en schlechtendal, Bot. Zeitung, XIV Jahrgang, p. 742—743.
- ↑ Eene ook in onze Oost-Indiën welbekende uitmuntende vrucht: Mangifera indica.
- ↑ Mauritius is thans in het bezit der Engelschen; maar was vroeger, onder den naam Isle de France, in handen der Franschen. Vandaar dat er nog veel Fransche benamingen bij de kolonisten zijn overgebleven. — De namen Mauritius en Pamplemouse (Pompelmoes, eene soort van groote Oranje-appel), zijn daarentegen van Nederlandschen oorsprong.