Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/315

Deze pagina is niet proefgelezen
293
TOT ONS ZONNESTELSEL BEHOORENDE.

schijf, die van onze aarde gezien een hoek vormt van 31 minuten, als zij zich het verst van, en een van 83 minuten, als zij zich het digtst bij onze aarde bevindt; dus gemiddeld van 321,8. Maar hoewel haar middellijn zulk eene kleine ruimte aan den hemel beslaat, bedraagt toch de werkelijke grootte van die middellijn weinig minder dan 193,000 G.M. Hare geheele oppervlakte zoude derhalve 112,000 millioen vierkante mijlen en haar inhoud 4000 billioen kubieke mijlen bevatten.

Willen wij door vergelijking ons eene flaauwe voorstelling vormen van de reusachtige afmetingen van dit hemelligchaam, dan stellen wij onze aarde daarnevens. Deze heeft eene middellijn van 1719 G.M. Er zouden dus 112 planeten van de grootte onzer aarde naast elkander geplaatst kunnen worden op de middellijn der zon en 1,415,225 aardbollen zouden er toe noodig zijn om den zonnebol te vullen. Alle planetenbollen te zamen genomen zouden slechts ongeveer het 700ste deel van den zonnebol innemen.

Het is bekend, dat de maan gemiddeld 51,000 G.M. van de aarde is verwijderd. Vooronderstellen wij nu eens, dat de zon van binnen hol was, dan zou er, zoo de aarde in haar middelpunt geplaatst was, niet alleen genoegzaam ruimte zijn, dat de maan zich op dien afstand rondom haar bewoog, maar er zoude nog aan weêrszijde van de maan eene ruimte overblijven, nagenoeg van hetzelfde bedrag als de afstand der maan van de aarde.

Maar de massa van het kolossale ligchaam der zon beantwoordt niet volkomen aan deszelfs omvang. Want terwijl de inhoud der zon dien der aarde 1,400,000 malen te boven gaat, is hare massa slechts ongeveer 360,000 malen zwaarder dan die der aarde; met andere woorden, men zoude 360,000 aardbollen in eene schaal moeten leggen om met de zon in evenwigt te zijn.

Een gevolg hiervan is, dat de massa van de zon nagenoeg viermaal minder digtheid bezit dan de aarde; met andere woorden, dat zij uit eene stof bestaat, die vier maal ligter is dan de stof, waaruit onze aarde is zamengesteld. Als wij de digtheid der aarde = 1 stellen, dan is de digtheid der zon = 0,256.

Het spreekt van zelf, dat wij de digtheid van de stof, waaruit eenig ligchaam bestaat, niet als overal gelijk, en dus het geheele