Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/330

Deze pagina is niet proefgelezen
308
OVER DE NATUURLIJKE GESTELDHEID DER LIGCHAMEN,

van de uitkomsten door de spectraal-analyse verkregen, in hare toepassing op de chemische zamenstelling van den zonnedampkring, waarin het licht geboren wordt. Auguste laugel geeft in de Revue des deux Mondes van Janvier 1862, bl. 402 en v., de tot hiertoe verkregen resultaten op, als hij zegt: "De zonnedampkring bevat in dampvormigen toestand een groot getal stoffen, die onze planeet zamenstellen, het ijzer, de metalen, die in onze alcalis en aardsoorten worden waargenomen, het potassium, het sodium, het strontium, het calcium, het baryum; hij bevat chromium, nikkel, koper en zink; er wordt daarentegen geen goud, noch zilver, noch kwikzilver, noch aluminium, noch tin, noch lood, noch antimonium, noch arsenicum, noch silicium, ten minste niet in merkbare hoeveelheid, gevonden. Bij de metalen, die tevens aan de aarde en zon eigen zijn, voeg ik ook nog het caesium en rubidium, metalen, die tot nu toe aan de gewone chemische analyse ontsnapt en eerst kort geleden ontdekt zijn."

Het groote resultaat van de schoone onderzoekingen van kirchhoff en bunsen bestaat volgens hem daarin, dat men het thans voor eene besliste zaak kan houden, dat de stoffen, waaruit de zon en de aarde zijn zamengesteld, dezelfde zijn. De chemische eenheid van ons geheele planetenstelsel is daardoor genoegzaam bewezen. De zonnestraal onthult door hare physische eigenschappen de gesteldheid van het ligchaam, waarvan zij afstraalt [1].

Verkeert het zonneligchaam nog in een gloeijenden, vloeibaren toestand, dan volgt daaruit reeds, dat die zonnemassa onmogelijk als eene stilstaande, effene en gelijkmatige vlakte gedacht kan worden. Uit den ons bekenden graad van digtheid van de zon volgt, dat wij ons de stof, waaruit zij bestaat, moeten voorstellen als in eenen niet los zamenhangenden, maar taaijen toestand verkeerende, welligt niet geheel ongelijk aan de lava onzer vulkanen. Er moet daar eene voortdurende vulkanische werking plaats hebben, een opheffen en neerzinken van gloeijende massa's in zulke kolossale vormen, dat de stoutste verbeelding zich daarvan geen denkbeeld kan vormen. De oppervlakte van die vuurzee moet in eene voortdurende vulkanische beweging

  1. Men vergelijke over dit onderwerp eene belangrijke verhandeling van den heer w.m. logeman, getiteld kleuren, in het Album der Natuur, 1862, bl, 1 en v.