Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/345

Er is een probleem opgetreden bij het proeflezen van deze pagina
323
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.

meldt ons bowring,—werd voor weinige jaren door den vorst van Siam, als een koninklijk geschenk (thans gedeponeerd als curiosum in een der Musea van Londen), aan koningin victoria toegezonden.

Even weinig ontwikkeld als de staart is, zoo krachtig en zelfs buitengemeen groot vertoont zich de kop van den olifant, die nagenoeg een derde gedeelte van het geheele ligchaam uitmaakt. Hij kan daarmede, drukkender wijze, soms eene geweldige kracht uitoefenen, even nuttig in dienstbaarheid als gevaarlijk bij vijandige bedoelingen. Inzonderheid de meer of minder bolle of holle vorm van het voorhoofd heeft de opmerkzaamheid der zoologen tot zich getrokken en hun tot mederigtsnoer gestrekt in het bepalen der soorten (zie bladz. 264). In betrekking tot den omvang is het hoofd evenwel niet zoo zwaar en log, als men zich op het uitwendig voorkomen zou voorstellen.

Op deze plek in de tekst zou een afbeelding moeten verschijnen.

Doorsnede van den kop van den olifant. a. Cel-holten in het voorhoofdsbeen. b. Hersen-holte.

De beenderen daarvan zijn wel groot, doch betrekkelijk ligt, uithoofde der vele wijdmazige ruimten of celholten, die zich tusschen de binnen- en buitenplaat van den schedel bevinden. Deze zijn met lucht gevuld, in gedeeltelijke verbinding met den neus en het inwendige gehoor en min of meer analoog aan het beenachtig skelet bij de vogels. Met deze monsterachtige gedaante van het hoofd is die van de bladvormige oorschelp (zie bladz. 264) in overeenstemming, doch meer bepaald bij den Afrikaanschen. Hare grootte bij den Indischen staat tot die bij den vorigen als 1 tot 3. Bij een door livingstone gejaagd wijfje, in Z.-Afrika, bedroegen hare beide afmetingen zelfs 4 voeten, iets minder