ste overlangsche en binnenste dwarsloopende onderscheiden, waarvan de eersten in eene menigte bogen zijn afgedeeld, wier niteinden op de binnenbekleeding zijn ingeplant, terwijl de laatsten, van daar overal straalsgewijze tusschen de eerstgenoemde doordringende, zich met hunne pees-uiteinden in de huidbekleeding verliezen. Door de geheel of gedeeltelijk afwisselende zamentrekking en ontspanning van dezen toestel in veelvoudige rigtingen, kan de tromp verkort of ingetrokken, gekromd en gestrekt, naar boven of naar beneden, ter regter- of ter linkerzijde bewogen worden, — in voortdurende onrust en even krachtig als vlug. Regt naar boven en achteren is de beweging het meest beperkt; vandaar dat de gewone verblijfplaats van den cornac op den nek in zooverre veilig is, als deze daar door de tromp niet kan worden bereikt, niettegenstaande bare groote lengte, die op 5 tot 8, en volgens sommigen nog meer(?), voeten wordt geschat. Wat de olifant als speciale diertype is, dat is hij voornamelijk door dezen snuit. Daarin is de geheele eigenaardigheid van zijn wezen als het ware opgelost. Zonder dit werktuig is hij verloren; het verlies er van maakt hem volkomen hulpeloos en staat voor hem gelijk met den hongerdood. Dit ligchaamsdeel is zijne ware sdéfense". Verbazend is de kracht, die hij daarmede kan uitoefenen, hetgeen reeds mag worden afgeleid uit het gewigt daarvan, dat b.v. bij een' volwassen mannelijken olifant der Indische soort bevonden werd ruim 120 ponden te bedragen. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat hij gezegd wordt den mensch te kunnen dooddrukken met zijne slurf, of hem tegen een boom, rots of muur te kunnen slingeren of doodslaan, Met een' wel aangebragten slag daarmede kan hij hem, zelfs het paard, de beenen breken, ja, een' sterken tijger nedervellen. Afgerigte olifanten zag men met de slurf gewigten van 150 pd. in de hoogte werpen en weder opvangen. Tennent verhaalt van een Ceyloneschen olifant, die, in een tweegevecht, met zijne tromp een stuk van 2 voeten lengte afbrak van den zwaren slagtand zijns tegenstanders! Maar niet alleen als wapen van aanval of verdediging om te wringen, te trekken en te slaan, of tot het verrigten van velerlei arbeid, die krachtsontwikkeling vereischt, — nog tot yerscheidence andere doeleinden weet hij er zich van te bedienen. Bij het tasten
Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/352
Deze pagina is niet proefgelezen
330
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.