de olifanten in den gevangen staat zich "nimmer" in levende jongen mogen verheugen. Omtrent deze verrigting in den wilden toestand moet, ik nog opmerken, dat het insgelijks eene verkeerde meening is, alsof iedere wijfjesolifant uitsluitend en alleen haar eigen jong (meer dan één tegelijk worden er haar niet geboren) zogen zou. Bres en vele anderen na hem zagen herhaaldelijk bij in kudden levende olifanten de verschillende wijfjes de zorg van voedster ook voor de jongen van anderen overnemen. Overigens dragen zij — hoezeer in den regel niet meer dan vele andere dieren — groote zorg voor hunne jongen. Livingstone zag, hoe een aangevallen wijfje, blijkbaar, haar jong plaatste aan hare schotvrije zijde en er telkens bij iedere nieuwe wonde, die zij zelve ontving, hare slurf over uitstrekte.
De olifant zelf voedt zich overigens gaarne rijkelijk met voortbrenselen uit het plantenrijk, liefst min of meer saprijke en zetmeel, suiker of gom bevattende deelen; het merg of ook de groenende jonge takjes, toppen en knoppen van vele palmen, boomen en heesters![1], die hij soms, even als de vruchten, één voor één voorzigtig afbreekt of plukt. Bij gebrek wordt ook de schors genomen of zelfs bollen of wortels opgegraven. Kokosnooten, vooral jonge, worden eerst vertreden onder den voetzool en dus van de ruwe bastvezelen ontdaan en dan met de maaltanden gekraakt, met even groot gemak als de aap dit een amandel doet. Behalve in het wild hooge grassoorten, en in dienstbaarheid ook hooi, eet hij gaarne sago, jonge bamboe, suikerriet, rijst, gierst, maïs- en ander graan, alsmede de halmen daarvan, pisangs, boomvruchten, meloenen, in Afrika druiven, overal vijgen, enz. Het nuttigen van de laatsten, alsmede van de bladen der vereerde Ficus religiosa werkt, onder anderen op Ceylon, mede tot het jagen en vangen van den olifant. De priesters namelijk kunnen het schenden van dezen »heiligen" boom niet toelaten en daarenboven maken zij zelve liever gebruik van de olifanten bij hunne "godsdienstige" optogten en ceremoniën.
Even als hij zijn voedsel met de slurf in den mond brengt, zoo
- ↑ De botanische namen van eenigen der voornaamsten zijn de volgende: Sagus Rumpfii, Musa Paradisiaca, Cocos nucifera, verscheiden Artocarpus-, Acacia- en Caryotasoorten, Aegle Marmelos, Mimusops Indica, Mesua ferrea, enz,