Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/355

Er is een probleem opgetreden bij het proeflezen van deze pagina
333
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.

ook drinkt hij met dit deel, doch spuit dan het vocht met een hoorbaar gemurmel, eenigzins dieper in de keel. Aan drinken heeft hij groote behoefte en hij gebruikt groote hoeveelheden water, in den zomer wel tot 30 emmers daags. Een, in vorige jaren te Napels levende, wordt gezegd alsdan soms tot 900 pinten daags te hebben gedronken. Op de hoedanigheid van het drinkwater komt het bij hem minder aan; dat uit poelen of moerassen schijnt hem niet alleen even goed te smaken als rivier- en welwater, maar men leest zelfs, dat hij eenigzins modderig water verkiest, en dit daartoe(?) te voren met zijn snuit omroert. Of geschiedt dit misschien, ten einde de hem anders in de slurf hinderlijke of nadeelige plantendeelen of waterdieren te verwijderen en te verjagen? Haafner althans was van deze meening, die ik met hem deel. Dat hij zooveel water behoeft, is niet alleen om te drinken, maar hij maakt daarvan ook een ruim gebruik tot zijne afwasschingen.

Daartoe is in zijne maag,—die overigens enkelvoudig is en niet

Op deze plek in de tekst zou een afbeelding moeten verschijnen.

Maag van den Olifant, met hare klepvliezen.

ingerigt op de wijze der herkaauwende dieren, — en aan zijnen slokdarm, een klepvlies- en spiertoestel voorhanden!)

[1] waardoor hij

  1. In den z.g. blinden zak van de maag bevinden zich verscheidene kringsgewijze klepvliesvormige plooijen, alwaar het water, als in een réservoir bewaard, langen tijd goed blijft, zoo als door camper reeds is vermeld en door ome nader bevestigd. Bij de inplanting van den slokdarm in de maag is een sterke spierbundel aanwezig, die zich bovenwaarts inplant aan den achterwand van de luchtpijp, ter hoogte van hare splitsing, waardoor de maagmond eenigzins naar boven kan worden getrokken