Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/358

Deze pagina is niet proefgelezen
336
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.

staande. Een in de menagerie te Versailles is zelfs 5 jaren aanhoudend op de been gebleven, en vrolik deelt mede, dat ook de te Amsterdam gedoode sedert 14 jaar niet meer had gelegen. Jagers willen ook meermalen wilde olifanten hebben gezien, die, tegen een zwaren boom of eene rots geleund, stonden te slapen, wanneer zij op weg naar hunne wouden, uit vermoeijenis, eenigen tijd aan deze behoefte gehoor gaven. Hiermede staan ook in verband de deels ware verhalen over het vangen dezer dieren, door het inzagen der z.g. "slaapboomen" van den olifant, welke laatste echter veeltijds dien naam niet verdienen, maar meer dien van boomen, waartegen zij zich, in het voorbijgaan, wrijven of met opzet de huid schuren. Tot staving van het groote gemak, waarmede het ligchaam van den olifant op zijne beenen overeind wordt gehouden, haalt overigens tennent het berigt aan van Engelsche jagers, die, de door hen geschoten olifanten zonder eenige beweging ziende blijven, naderbij traden, en bevonden, de een, dat hij in knielende, de ander dat hij zelfs in staande houding was doodgebleven! Hoe vreemd ook, is dit geval, — dat naar ik meen niet eenig is, — niet onmogelijk te achten, eensdeels op grond van het voorafgegane, anderdeels op dien der analogie met menschen door den bliksem plotselijk gedood. Daarvoor is verklaring gevonden in het aannemen eener ongewoon snelle lijkverstijving van den spiertoestel.

In plaats van onbewegelijk in zijne geledingen, in plaats van log en traag, zoo als zijne oppervlakkige beschouwing doet vermoeden, is de olifant integendeel veeleer een bewegelijk dier. Wanneer hij zich stil houdt, dan is hij niet wel of op het punt van kwaadaardig te worden. Als hij gezond en tevreden is, maakt hij allerlei eigenaardige bewegingen. Schommelen, rieken of snuffelen met de tromp; — slaan met den staart; — zwabberen met de ooren (vooral sterk onder het loopen); — heen en weer of op en neder schudden met het hoofd, zelfs wiegelen met het geheele voorlijf; — knikken of buigen van de knieën; — voor en achteruit loopen; enz. Dit laatste geschiedt soms in eenen juist afgemeten rhytmus of cadence, zelfs met bepaalde, dansaardige[1] gracie, zoo als men het onder anderen, kan gaan zien

  1. Op den eigenlijk gezegden "olifants-dans" komen wij later terug.