en hij vertrouwde daartoe op hunne behoefte aan water. Bovendien bood zich tot dit doel eene gunstige gelegenheid als van zelve aan in de aanwezigheid van eenen even hoogen, als zwaren boom, die schuins over het moeras uitstak, Hij koos daarin des avonds eene veilige plaats, na in zijn kamp alle lichten en wachtvuren te. hebben doen uitblusschen. Na twee uren te vergeefs op den uitkijk te hebben gezeten, zonder iets te vernemen,—vertoonde zich in het opkomend maanlicht, op den afstand van omstreeks 300 ellen, een zeer groote olifant aan den rand van het bosch. Uiterst langzaam naderde hij tot op ongeveer 100 el van de poel, en hield daar onbewegelijk stand. Uit het woud zelf deed zich ook geen het minste gedruisch vernemen. Nadat deze kolossale veldverkenner eenige minuten had getoefd, vorderde hij telkens eenige ellen, op gelijke wijze driemalen halt houdende. Hij was nu beter te zien, stilstaande als een muur, en met de ooren zoo veel mogelijk voorwaarts gestoken. Eindelijk marcheerde hij door tot aan den kant van het water. Zijne voorpooten daarin zettende bleef hij in die houding weder eenige minuten onbewegelijk rondzien. Zonder eerst zijn eigen dorst te lesschen, keerde de waakzame bespieder, even behoedzaam als hij gekomen was, terug naar den uitgang van het bosch. Het duurde niet lang of daar voegden zich vijf andere, mede groote olifanten bij hem, met welken hij, even als de vorige maal alleen, langzaam vooruitging tot op weinige schreden van het moeras. Daar stelden deze zich op eenigen afstand van elkander op post, terwijl de aanvoerder nogmaals terugging naar het bosch, waar zich nu eene kudde van 80 of 100 stuks in stilte achter hem schaarde. Niet minder bedaard en langzaam als te voren geleidde hij deze tot aan de plaats waar de uitgezette voorposten stonden. Daar hield de geheele kolonne halt, terwijl de chef voor de tweede maal den oever van de plas ging recognosceren. Thans voor goed overtuigd zijnde, dat er geen onraad was, scheen hij, door een of ander signaal,—dat den majoor zelven echter was ontgaan,—order te hebben gegeven tot een' algemeenen aanval. Als op een oogenblik toch snelde de geheele kudde onbekommerd vooruit en stortte zich in het water,—nu met eene even groote mate van vrolijkheid en vertrouwen, als zij te voren stilte en behoedzaamheid had getoond. Eindelijk
Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/368
Deze pagina is niet proefgelezen
346
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.