Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/38

Deze pagina is proefgelezen
18
KLEUREN.

hoeveelheid voorkomende grondstoffen waren verwijderd, met de gasvlam in aanraking bragten, zagen zij in 't kleurenbeeld, behalve de strepen der daarin nog overgebleven bekende stoffen, ook nog twee digt bij elkaâr gelegen fraaije strepen in 't blaauw, wier aanwezen op deze plaats aan geene bekende grondstof kon toegeschreven worden. Er moest dus daarin eene nieuwe grondstof voorhanden zijn. Om van deze, — het Caesium — als zout eenige weinige wigtjes te verkrijgen, teneinde hare eigenschappen nader te onderzoeken, moesten bijna 50,000 kannen moederloog worden uitgedampt. Men kan hieruit afleiden, in hoe geringe hoeveelheid deze stof in dit vocht voorkomt en hoe onmogelijk het zou geweest zijn om langs eenigen anderen weg haar aanwezen te erkennen. Op dezelfde wijze werd het Rubidium, dat onder meer andere, vooral twee fraaije strepen in 't uiterste rood van 't kleurenbeeld geeft, ontdekt in een mineraal, dat onder den naam van Lepidolith bekend is.

De vermelding dezer hoogst opmerkenswaardige uitkomsten, met behulp van de heldere strepen in het kleurenbeeld van kunstlicht verkregen, schijnt van de te voren behandelde donkere strepen in dat van zonlicht en sterrelicht te hebben afgeleid. Maar eene meer opzettelijke behandeling van de tweede der boven aangeduide opmerkenswaardige zaken, namelijk de overeenkomst in plaats, die er tusschen vele der eerste en der tweede strepen bestaat, voert als van zelf tot de laatste terug, en de vermelding van een, tot voor weinige jaren nog onbekend, feit zal genoeg zijn om het verband, dat tusschen beide bestaat, duidelijk te doen uitkomen. Om dit feit door eene proefneming aan te toonen, heeft men bij den boven beschreven toestel — bunsenlamp met spleet, prisma en verrekijker — nog eene tweede kunstmatige lichtbron van aanmerkelijke helderheid noodig, liefst zoodanig een, die in haar kleurenbeeld volstrekt geene strepen geeft, zoo als b.v. die van een door den elektrischen stroom heftig gloeijenden platinadraad, of van bepaalde deelen van den elektrischen lichtboog tusschen koolspitsen. Deze wordt achter de bunsenlamp geplaatst, zoodanig dat haar licht, om door de spleet te gaan, door de vlam dezer laatste heen moet gaan. Gesteld, zij zij nog niet in werking gebragt en in de bunsenvlam zij eenige stof gebragt, die b.v.