De nieuwe artesische put bij Passy. — Men weet, dat reeds voor een twintigtal jaren te Grenelle nabij Parijs een artesische put geboord werd, die sedert dien tijd voor een gedeelte in de behoefte der inwoners aan drinkbaar water voorziet. Deze put heeft eene diepte van 547.5 Ned. ellen en eene wijdte van 0.2 Ned. el, en leverde 900 kubiek ellen water in vierentwintig uren.
Het stedelijk bestuur besloot nog meer dergelijke putten te doen boren, maar van grootere wijdte, waartoe een daartoe door den heer kind uitgedachte toestel in staat stelde.
Met dien toestel werd den 24 December 1854 een aanvang gemaakt met het boren van eenen tweeden put, die eene wijdte van 0.78 el aan den mond en 0.6 aan den bodem zoude hebben. De boring geschiedde bij Passy, op eenen afstand van 3500 ellen van den put van Grenelle. Zij ontmoette verscheidene hinderpalen, zoodat de aanvankelijk op 350,000 francs geraamde kosten ten slotte tot meer dan een millioen stegen. Den 24 September j.l. spoot eindelijk het water uit den put, die nu 586.5 ellen diep was. Gedurende de eerste vierentwintig uren leverde zij 15000 kubiek ellen water, later 25000 en deze hoeveelheid bedraagt thans 21 tot 22,000 kub. ellen. De temperatuur van het water is 28° C.
Beide putten, die van Grenelle en die van Passy, ontvangen hun water uit de bedding van groenzand, welke zich nabij Lusigny en Troyes tot 125 ellen boven het zeevlak aan den dag vertoont, maar dan nederdalende zich onder de meer dan 500 ellen dikke laag krijt uitbreidt, waarboven nog de tertiaire en nieuwere lagen rusten, waarop Parijs gebouwd is. Het was derhalve waarschijnlijk, dat de toevoer van water uit den put van Grenelle verminderen zoude, nadat die van Passy was beginnen te vloeijen. Dit is ook werkelijk het geval geweest, doch de vermindering is eerst 50 uren later merkbaar geworden. Van 900 kub. ellen is de hoeveelheid water allengs gedaald tot 777 kub. ellen in de vierentwintig uren (l'Institut, 1861, p. 338).
Kunstmatige vorming van graphiet uit cyanverbindingen. — De moederloog der soda-fabrieken wordt tegenwoordig veel gebezigd ter bereiding van bijtende soda. Daartoe wordt zij eerst uitgedampt en later bij roodgloeihitte gesmolten, onder toevoeging van salpeterzure soda. Daarbij scheidt zich aan de oppervlakte der gesmolten massa eene laag graphiet af, die daarvan kan worden afgenomen. Deze graphiet ontstaat door de ontleding der in de moederloog voorhanden cyan-verbindingen. Dr. r. pauli, die dit mededeelt (Philos. Magaz. 1861, Juni, p. 541), meent, dat de koolstof in het cyan als graphiet