lijk is. Men heeft tegengeworpen, dat, zoo zij inderdaad door den regen waren voortgebragt, de nieuwe druppels de oude zouden hebben moeten vernietigen. Maar wat men op het zeestrand nog dienaangaande waarneemt, vernietigt de kracht dezer tegenwerping, terwijl bovendien op een door de gebroeders de bretonière als proef overgezonden stuk zandsteen duidelijk de sporen te zien zijn van twee op elkander gevallen druppels. Buckland heeft in den Engelschen bonten zandsteen de sporen waargenomen van regendruppels, gevallen onder verschillende omstandigheden: — bij een zachten en stillen regen, bij onweêrsbuijen, en ook bij regens, die door het geweld van den wind van de perpendiculaire rigting afgedreven waren. Maar bovendien hebben de heeren de bretonière, op den dag na een regen, in de leem van Meudon sporen van den daags te voren gevallen regen gezien, die volkomen gelijk waren aan die, welke zich op den zandsteen van Plombières bevinden. De verheven rand wordt gevormd door het rondom wegdringen van het zand door den druppel bij zijn indringen in den bodem. Overigens zijn zoodanige sporen van regendruppels ook in andere geologische perioden gevormd geworden. (Comptes rendus, Tom. LIII, pag. 649.)
Zamenstelling der manna van den Sinaï en uit Kurdistan. — Ehrenberg en hemprich hebben bevonden, dat de manna, waarmede zich de Israëliten in de woestijn gedeeltelijk voedden (Exod. 16) nog heden ten dage in het gebergte Sinaï voorkomt, dat het daar van een boom, Tamariz mannifera ehr., afvalt, nog door de Arabieren Man genaamd, en door dezen en de Grieksche monniken met brood gegeten wordt. Het is het product van de steek van een insect: Coccus manniparus H. et Ehr. Berthelot heeft een staal van deze manna, hem door decaisne gegeven, en een ander van manna ten noorden van Mossul in Kurdistan verzameld en hem door l. soubeiran verstrekt, onderzocht. De eerste heeft het voorkomen van eene geelachtige, dikke, plantaardige zelfstandigheden bevattende siroop. Het watergehalte bedraagt ongeveer een vijfde der massa. De zamenstelling, buiten het water en de plantaardige inmengsels, is:
Rietsuiker55.
Veranderde suiker (levulose en glycose)25.
Dextrine en overeenkomstige stoffen20.
De Kurdistansche manna wordt in Julij en Augustus (doch in 't eene jaar veel meer dan in 't andere) op zeer onderscheidene planten gevonden; die welke B. onderzocht heeft, was verzameld van galnoot-eiken. De Kurden vermengen ze