Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/42

Deze pagina is proefgelezen
22
KLEUREN

b.v., daardoor werden teruggekaatst of doorgelaten, Dit laatste geschiedt toch nooit? Wie weet het! Men heeft zoo iets tot nog toe wel is waar nooit opzettelijk aangewezen, maar dat het niet geheel onmogelijk is, blijkt uit velerlei zaken, waarvan eene hier nog plaats vinden kan.

Er gaan behalve de warmtestralen nog andere onzigtbare stralen met het licht gepaard. Deze worden, als zij door een prisma gaan, ook niet alle even sterk gebroken, maar verschillen in dit opzigt van de warmtestralen daarin, dat, terwijl deze daarbij grootendeels minder sterk dan de lichtstralen van hunnen weg worden afgebragt, zij, de eerstgenoemde, integendeel veelal sterker gebroken worden dan gene. Men vindt ze namelijk in het kleurenbeeld tot ver, zeer ver buiten het violet. Hoe ver wel en hoe men ze vindt, blijkt uit de onderste figuur op bijgevoegde plaat. Deze stelt namelijk een gephotographiëerd zonnekleurenbeeld voor, eenigzins geïdealiseerd, omdat daarin alle bijzonderheden even duidelijk zijn voorgesteld, die in werkelijkheid nooit te zamen zoo duidelijk kunnen worden waargenomen. Men zou op 't eerste gezigt zeggen: het is volgens eene geheel andere schaal ontworpen dan het daarboven staande gekleurde beeld. En toch is dit niet zoo, de groote overeenkomst blijkt ten duidelijkste, wanneer men de ruimten, die er tusschen de frauenhofersche lijnen G en H in beide aanwezig zijn, met elkander vergelijkt. Die lijnen toonen dan ook duidelijk aan, wat er op het eene meer of minder dan op het andere kan worden waargenomen, ten eerste dus, welke lichtstralen eene scheikundige werking op de photographische plaat hebben uitgeoefend en welke niet. Men ziet, de violette hebben sterk gewerkt, de blaauwe bijna niet. Op eene gevoeligere plaat verkrijgt men evenwel van deze laatste ook werking, maar eene zeer geringe en in alle gevallen van de groene en verder gelegene stralen in het geheel geene. Ten tweede, en dit is niet minder opmerkelijk, ver buiten het violet, daar waar in het kleurenbeeld slechts met zeer bijzondere en voor het oog bijna pijnlijke voorzorgen nog eene geringe lichtschemering door sommige menschen kan worden waargenomen, is de chemische werking allerduidelijkst. De daar vallende, ultraviolette, stralen worden dan ook wel eens met die in het violet en blaauw, chemische, of aetnische stralen genoemd.