WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.
Fossile vogelveder. — Herm. v. meijer deelt in eenen brief aan bronn mede, dat hij in eene plaat van den Lithographischen schiefer van Solenhofen eene versteening gevonden heeft, waarin men met de grootste duidelijkheid eene veder erkent, die niet te onderscheiden is van eene gewone vogelveder. Dit zoude derhalve het eerste werkelijke overblijfsel zijn van eenen vogel uit een voor-tertiair tijdperk. De veder, zwartachtig van kleur, was ongeveer 60mm lang en had eene vlag van ongeveer 11mm breedte. De vederen zijn aan de eene zijde der schaft dubbel zoo lang als aan de andere. (Neues Jahrb. f. Miner. ete, 1861, S. 561).
In eenen lateren brief aan denzelfden (N. J., S. 678) deelt hij nog mede, dat hij van den Obergerichtsrath witte het berigt ontvangen had, dat men in dezelfde vindplaats het volledige skelet van een met vederen bedekt dier had gevonden.
Aan den vogel, waaraan de eerst vermelde veder toebehoorde, heeft V. M. den naam van Archaeopteryx lithographica gegeven.
Eene verdwenen nevelvlek. — Dat er veranderlijke sterren zijn en zelfs sterren, die, na eenmaal geschitterd te hebben, spoorloos verdwenen, is bekend. Thans is hetzelfde gebleken van eene nevelvlek. Babinet had aan le verrier gevraagd, of het waar was, dat eene nevelvlek, die men voor een tiental jaren in het sterrebeeld de Stier in de nabijheid eener ster van de 10de grootte ontdekt had, thans niet meer zigtbaar zoude zijn. Le verrier bevestigde zulks in de vergadering der Fransche akademie van den 10 Februarij j.l. Zelfs met de sterkste kijkers en bij volkomen helderen hemel is geen spoor van die nevelvlek meer waarneembaar, en de ster, nabij welke zij zich moest bevinden, is verminderd in glans, zoodat zij thans nog slechts eene ster van de 12de grootte is. (l'Institut, 1862, p. 52).
Groote ijzermeteoriet. — De bezoekers der wereldtentoonstelling, die in den