Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/443

Deze pagina is proefgelezen
37
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

nevel in den dampkring door een naauw merkbaren kring om de maan. Deze nevel werd door de verwarming, welke de dampkring onderging, waar zij de warmte der maanstralen opnam, verdund, de dampkring was daardoor in de rigting der maan het meest doorschijnend voor warmtestralen en in die rigting kon dus de bundel meer warmte verliezen dan in eenige andere. Wat koude, door de maan voortgebragt, scheen te zijn, was wezenlijk eene werking door de warmte der maanstralen voortgebragt.

Ref. meent te moeten herinneren dat reeds melloni zelf een schijnbare koudestraling van de maan had waargenomen en dat veel later een ander waarnemer (secchi?) door de maanstralen met behulp van eene Fresnelsche ringenlens op den thermoëlektrischen bundel te concentreren, dezen daardoor duidelijk verwarmd heeft gezien. Tyndall's bewering, dat geen merkbaar deel van de warmte der maanstralen onzen aardbol bereikt, gaat dus niet voor alle omstandigheden door.

 

Opslorping van stralende warmte door gassen.—In de zitting der Royal society te Londen van den 30 Januarij l.l., heeft tyndall de verdere uitkomsten medegedeeld van zijne onderzoekingen over dit onderwerp (zie hierboven). Wanneer men de opslorping der warmtestralen door lucht, bij eene spanning van 30 Eng. duimen, door 4 voorstelt, dan is die van chloor 36, chloorwaterstofzuur 62, koolzuur 90, zwavelwaterstof 390, zwaar koolwaterstof 970 en van ammoniak 1195. De opslorping door dampen vond T. buitengewoon groot. Lucht met de geur van patchouli beladen verkrijgt daardoor een opslorpingsvermogen, 30 maal grooter dan dat van zuivere lucht; door den damp van lavendelolie wordt dit vermogen 60 maal en door die van anijsolie 372 maal vergroot. Dus kan een bloembed de temperatuur van de lucht, die het omringt, verhoogen door deze met dampen van vluchtige oliëen te doordringen en dus haar opslorpingsvermogen zeer te vergrooten.

Waterdamp heeft dezelfde uitwerking. Gedurende de maand October l.l. vond T., dat de lucht gemiddeld een 60 maal grooter opslorpingsvermogen dan volkomen drooge lucht bezat. Daar nu de waterdamp in den dampkring zeer snel afneemt op toenemende afstanden der aardoppervlakte, worden de warmtestralen der zon niet aanmerkelijk verminderd, voor zij onzen dampkring en vooral de lagere deelen daarvan bereiken; maar aan den anderen kant wordt de warmte der aarde belet om in het ruim uit te stralen door den vochtigen dampkring. Hierdoor, zegt T., kunnen misschien de planeten, die veel verder dan de aarde van de zon verwijderd zijn, nog eene temperatuur hebben, hoog genoeg om ze bewoonbaar te doen zijn.