Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/478

Deze pagina is proefgelezen
72
ALBUM DER NATUUR. — WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

voortwerkenden hoogleeraar van dien naam te Gend, zou eens eene hoeveelheid zeepoplossing wegwerpen, die zijnen vader tot onderzoekingen over de vorming van dunne platen gediend had. Hij trachtte bij dit wegwerpen, door eene snelle en zwaaijende beweging van den schotel, waarin dit vocht bevat was, het in eene dunne laag in de lucht zich te doen uitbreiden. Dit gelukte, maar die laag boog zich van alle kanten en vormde spoedig eene holle "zeepbel" van acht à negen centimeters middellijn, die langzaam ter aarde viel.

Met gewoon zeepwater (eene oplossing van een deel Marseillaansche zeep in veertig deelen water) herhaald, gelukte die proef even goed. Slechts vormden er zich nu, in plaats van een, veelal een aantal bellen, soms tot vijftien toe.

Plateau houdt dit voor een feit, belangrijk als men het in verband beschouwt met den blaasvormigen toestand van het water in wolken en nevels. Het blijkt daaruit, dat de deeltjes van den waterdamp, zoodra zij zich bij de verkoeling tot dunne platen hebben vereenigd, door hunne eigene aantrekking blaasjes kunnen vormen.

 

In de maag van eenen struisvogel, die bij ongeluk gedood werd in den plantentuin te Lyon, hebben de heeren chauveau en preseux gevonden: Twee Ned. ponden keisteenen, drie aarden tabakspijpen, die groen geworden, maar volkomen van vorm waren gebleven, een mes met koperen heft van 20 duimen lang, vijfentwintig koperen uniformknoopen, alle meer of min afgesleten; een halffrank stuk, tweeëndertig koperen "sous" of "centimes," alle zeer aangegrepen, verschillende andere kleine metalen voorwerpen, zes groote nooten, nog ongebroken, een stuk ijzerdraad van een palm lang,dat reeds bijna geheel door het maagsap was opgelost. De gezondheid van den vogel, die al deze voorwerpen achtereenvolgens en zeker bij groote tusschenpoozen had binnengeslokt, had daardoor volstrekt niet geleden. (Cosmos, 21 J., pag. 3.)