maar steeds door middelen, welke op den toon, dien men verkreeg, een zeer merkbaren invloed uitoefenden, b.v. door het zeer dun maken en met fijn zand bestrooijen van een gedeelte der wanden van de buis, waarin de trillende luchtkolom besloten was.
Het zoogenaamde dansen van een gasvlammetje, onder den invloed van eene veranderende drukking op een gedeelte van den wand der gastoeleidingsbuis, is het herkenningsmiddel, dat koenig bezigt. Op de plaats namelijk van de buis, die de trillende luchtkolom omsluit, der orgelpijp b.v., waar men den toestand van rust of beweging dier lucht wil onderzoeken, wordt in den wand dier buis eene opening gemaakt en deze gesloten met een koperen kapje, dat van onderen een veerkrachtig vliesje draagt. In dit kapje vloeit het gas door eene toeleidingshuis en daaruit naar eenen kleinen brander. Wordt het daar aangestoken, dan zal de vlam door eene, slechts een oogenblik aanhoudende, drukking van onderen tegen het vlies als 't ware naar buiten gestooten, langer worden en, volgen eenige zulke stooten snel op elkaar, dan zal door het aanhouden der lichtindrukken in het oog die verlenging eene blijvende schijnen.
Zijn drie zulke gasvlammanometers (zoo als K. ze noemt) aangebragt in een der zijwanden van een houten orgelpijp, een op een vierde, een op de helft en een op drie vierde ongeveer der lengte en geeft deze haren grondtoon, dan toont de middenvlam op die plaats een "buik"[1] der trillende luchtkolom aan door eene zeer duidelijke verlenging, terwijl de beide andere veel minder aangedaan worden. Doet men dien toon nu door een der bekende middelen een octaaf hooger worden, dan blijft daarentegen het vlammetje in het midden volkomen in rust, terwijl de beide andere zeer verlengd worden.
Zijn de vlammetjes zeer klein, dan worden ze na den eersten stoot uitgedoofd. Met deze kan men dus van de drie naar willekeur òf het middenste òf de beide andere doen uitgaan, al naar den toon, dien men de buis doet geven.
Als onderzoekingsmiddel — indien onderzoekingen hierover na die van savart, hopkis en anderen nog waarde kunnen hebben — is koenig's uitvinding misschien van niet zeer groote waarde; als demonstratiemiddel evenwel kan het oordeel daarover ongetwijfeld gunstiger zijn.
Meest gunstige inrigting der bliksemafleiders. — Perrot te Rouen heeft aan de Fransche Académie des Sciences, in hare zitting van 25 Augustus l.l., eene
- ↑ Er schijnt in eenige leerboeken der natuurkunde nog al eenige verwarring te heerschen in het gebruik der woorden "knoop" en "buik". Ik merk dus hier aan, dat ik door het eerste de plaats waar het trillende ligchaam in rust blijft versta en door het tweede die waar de trillingwijdte het grootst is.