Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/497

Deze pagina is proefgelezen
91
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

De eenige twijfel, welke deze proeven schijnen over te laten, is, of de hoeveelheid van het kokende vocht niet te klein was, in verhouding tot den omvang der gebezigde kolven, zoodat de wanden van deze, voor zoo ver zij niet door het vocht onmiddellijk bespoeld werden, misschien niet zoo sterk verwarmd werden, dat de daaraan hangende organische kiemen gedood zijn. Overigens beroept zich de schrijver op het getuigenis van asa gray, die tegenwoordig was bij de opening der kolven en de aanwezigheid van levende organismen in het zich daarin bevindende vocht constateerde.

 

Een reptiel uit de steenkolenformatie. — Voor eenigen tijd (zie Wetenschappelijk Bijblad bl. 55) maakten wij gewag van twee wervels, gevonden door den heer o. c. marsh in de steenkolenformatie van Nova Scotia, en waarvan agassiz gezegd had, dat hij daarin eene vereeniging der kenmerken van visschen en van reptiliën had gevonden. Thans zijn deze wervels naauwkeurig onderzocht, afgebeeld en uitvoerig beschreven door den heer marsh zelven (Americ. Journ. of Sc. a. arts 1862 Julij p. 1). Uit eene zorgvuldige vergelijking van hun maaksel met dat van wervels van andere dieren, zoowel reptiliën als visschen, is hem gebleken, dat zij aan een waar reptiel hebben behoord, en dat de eigendommelijke insnijding (notch), die agassiz verleid had om daarin een vischkarakter te zien ‚ daaraan niet oorspronkelijk eigen, maar door eene toevallige omstandigheid ontstaan was. Zij komen in alle opzigten zeer na overeen met die van het geslacht Ichthyosaurus, en verschillen er voornamelijk van: door de aanzienlijke concaviteit der beide uiteinden, door de afwezigheid van geledingsvlakten aan de rudimentaire dwarse uitsteeksels voor de aanhechting van ribben, — hetgeen ten deele zoude kunnen verklaard worden, doordat de beide wervels staartwervels kunnen zijn geweest, — en door de gedaante en grootte van den neuraal-boog, nog herkenbaar aan de geledingsvlakken, ofschoon geene neurapophysen gevonden zijn. Uit de overeenkomsten en verschillen besluit marsh, dat deze wervels derhalve hebben toebehoord aan een reptiel van aanzienlijke grootte uit dezelfde groep der zeehagedissen (Enaliosauria), waartoe ook de Ichthyosauren behoord hebben. Het merkwaardige der ontdekking bestaat derhalve vooral daarin, dat zij aantoont, dat dieren dezer groep, welke men tot dusverre meende dat het eerst in het trias-tijdperk waren te voorschijn getreden, reeds tijdens de steenkolenformatie geleefd hebben. Marsh heeft de soort, waarvan de weinige overblijfselen, die tot deze gevolgtrekking leiden, afkomstig zijn, Eosaurus Acadianus genoemd.

 

Het zoogenaamde vetweefsel der insekten. — Volgens de onderzoekingen van fabre zoude dit weefsel veeleer den naam van "uroplastisch weefsel" ver-