Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/78

Deze pagina is proefgelezen
58
AMERIKAANSCH POLYNESIË.

nooit te koop aangeboden. Het eiland moet eene bevolking van 5000 inwoners bezitten.

De Union-groep bestaat uit drie eilanden, van welke het Duke of York-eiland reeds in 1765, het Duke of Clarence-eiland in 1791 en het Bowditch-eiland in 1841 door de expeditie van wilkes ontdekt werd. Deze drie eilanden zijn bewoond. Op het eerste eiland vond wilkes eene bevolking van ongeveer 120 personen. Kleur, gelaatstrekken en taal hadden in het oog vallende overeenkomt met die der Samoa-eilanden. De inboorlingen meenden, dat het schip van den hemel gekomen en dat de officieren goden waren. Men vond er 18 boomsoorten. Er was geen drinkwater, maar de inwoners weten in hunne behoefte te voorzien door in de stammen der kokosnootboomen holten in te snijden, die zich dan met vocht vullen. Op het tweede werd men verhinderd aan land te gaan. Het laatstgenoemde dezer eilanden is de zetel van den koning. De bewoners noemen hun eiland, dat in den vorm van een driehoek 8 Engelsche mijlen lang en één mijl breed is. Fauna Loa, het groote land. Het is met de twee andere eilanden ook het eenige land, dat zij kennen. Zij waren, evenals de bewoners der andere eilanden, schoon en mannelijk gebouwd en hadden over 't geheel een vriendelijk aanzien. Hun geheel gedrag gaf eene vermenging van vrees en vriendelijkheid te kennen. Nergens zag men eenig spoor van vuur, zoodat het waarschijnlijk is, dat zij al hunne levensmiddelen raauw eten. Dit vermoeden wordt nog daardoor bevestigd, dat de inboorlingen zeer onrustig werden, als zij vonken uit staal en vuursteen springen of den rook van sigaren uit den mond zagen gaan. Zij waren zeer diefachtig en wisten zeer behendig den officieren deze en gene kleinigheid te ontvreemden. Het getal der inwoners mag ongeveer 600 bedragen.

Het Perrhyn-eiland, in het jaar 1788 voor het eerst van verre gezien, werd in 1816 door kotzebue en in 1841 door wilkes expeditie bezocht. De inboorlingen, die in hunne kanos in groot aantal het schip omringden, waren de wildste wezens, die men ooit had aangetroffen. Hun geschreeuw was ontzettend en van de geweldigste verdraaijingen van ledematen en hevige gebaren vergezeld. Zij waren geheel naakt; enkelen slechts droegen een kort schortje van kokos-