Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/92

Deze pagina is proefgelezen
72
HET ZILVER.

het geval, dan schudt men de flesch weder en voegt er nog een duim van de oplossing bij; ontstaat er nog troebeling, — een derde duim, — en zoo gaat men voort, zoo lang er de minste troebeling bespeurd wordt, telkens een duim bijvoegende.

Laat ons nu veronderstellen, dat 4 kubieke duimen van de decime zoutoplossing, achtereenvolgens toegevoegd, nog eene troebeling in de zilveroplossing hebben te weeg gebragt, maar de vijfde niet meer, dan mag men daaruit besluiten, dat, na het nederslaan van 1 wigtje zilver door de normale zoutoplossing, er ten minste nog 3 duizendsten wigtjes zilver aanwezig waren; de vierde duim heeft wel eene troebeling te weeg gebragt, maar de vijfde niet, en men kan dus niet weten, of de vierde duim geheel en al tot chloorzilver gebragt is; men moet dus gissen, dat de zilveroplossing nog tusschen de 3 en 4 duizendsten wigtje zilver bevatte. Men neemt nu de helft aan en zegt het gehalte is 942,5 + 3,5 of 9461000, hetwelk nu zeker op ½ duizendste naauwkeurig is. Het valt nog binnen de grens van het remedie, het alliage is dus goed.

In het geval dat de eerste duim van de decime zoutoplossing, boven de 110 kan van de normale bijgevoegd, reeds geene troebeling doet ontstaan, dan kan men zeker zijn, dat het gehalte niet hooger dan 942,51000 is.

Maar het kan ook lager zijn; men weet nu wel, dat er geen zilver meer in is, maar men weet niet, of de geheele normale zout-oplossing werkzaam is geweest. Het is klaar dat, indien er minder zilver in was, dan men vermoedde, er dan een gedeelte keukenzout ongebruikt gebleven en vrij in de oplossing is. In dit geval maakt men gebruik van de decime-zilveroplossing, waarvan elke kubieke duim 11000 wigtje zilver in oplossing heeft.

Men begint met er 1 duim bij te doen om den duim decime-zoutoplossing, welke het vocht helder heeft gelaten, te veronzijdigen. Het vocht weder helder geworden zijnde, voegt men er nog een duim bij; veroorzaakt deze nog troebeling, dan schudt men totdat het vocht helder is, en gaat voort met telkens een kubieken duim bij te voegen, totdat er geene troebeling meer te bespeuren is. Veronderstellen wij nu, dat de 3 eerste duimen (buiten de allereerste, die veronzijdigd