Amſteldamſche Dingsdaegſe Courant No 5. 1670.
SPANJEN.
MAdrid den 3 Januarij. Verscheyde Couriers zijn van hier afghevaerdight aen den Marquis d’Astorgas, onsen Ambassadeur tot Romen, alwaer den Cardinael Porto Carrero mede spoedigh nae toe is vertrocken. Op de Begravinghe van de Marquise de Liches, hebben haer, neffens meer ghevolgh, over de 200 Edelluyden laten vinden. Den Prince Ludovisio heeft de Chargie van Capiteyn onder het Regiment van de Guarde des Koninghs bekomen, vacant geworden zijnde, door dien de Soon van den Cardinael van Moncado, die de selve plaets bekleede, verkooren is tot Generael van de Siciliaensche Galeyen. Men seght nu dat den Marquis de los Balbasos, tegenwoordige Gouverneur van Milanen, tot Ambassadeur na het Hof van den Keyser is genomineert, in de plaets van den Graef van Castigliar, ende geordonneert soude werden sijne reyse derwaerts te nemen sonder hier ten Hoof te komen.
ITALIEN.
Genua den 14 dito. Het Convoy deſer Republijcq komende van Spanjen, heeft ettelijcke daghen door contrarie windt in ’t geſight van deſe Porte leggen drijven, en is endelijck wel ingekomen, brengende, niet tegenſtaende dit Convoy van Cadix voor d’komst van de Vloot die noch verwacht wert, is afgezeylt, 300000 Rijcxdaelders mede in contanten. Kersmis avont is in ’t Auguſtiner Clooſter een ſchielijcke brandt ontſtaen, en heeft het gantſche deel nae de plaets in weynigh tijdts weg genomen; de ſchade wert op 15000 lb. geſchat. In Spanjen wert geſproocken van eenige aenſtaende armature ter zee.
Milanen den 17 dito. De Brieven van Madrid behelſen, dat het verlies van Candia groote ombragie aen het Hof aldaer verweckten wegens de deſſeynen die de Turcken nu met het voorjaer, op eenige andere Chriſten plaetſen, de handen ruym hebbende, mochten onderneemen; waer over hare Majeſteyt in den Raedt gereſolveert hadde alle Spaenſe Galeyen te laten armeren, oock een Vloot van 25 of 30 Oorlogh Scheepen uyt te ruſten, tot verſterckingh voornamentlijck van de Koninckrijcken Sicilien, Napels en Sardegna, om de ſelve ſo haeſt als mogelijck ſoude weſen derwaerts te doen vertrecken.
Venetien den 18 dito. Met de jonghste Brieven van Constantinopolen wert geadviseert, dat men aldaer, voornamentlijck onder de Grooten, seer verstelt was, dat den Primo Vezier, op het ontbieden van den Grooten Heer, eenighe malen aen hem gedaen, om met hem te confereren weghens sijne reyse nae Constantinopolen, tot noch niet was by hem gekomen, en al gestadigh uytvluchten neemt met voorwendingh van de nootsaeckelijckheydt, dat hy al vooren sijn vertreck van Candia, bywoone de reparatie van die gedestrueerde Stadt, om de selve weder in behoorlijcke defensie te brenghen; oock het gantsche Landt in goede ordre te stellen, op dat het aen de Ottomannische Porte, buyten eenigh nae-dencken of quaedt vermoeden, altijdt onderdanigh blijve, het welcke hoe schoon voorgestelt, veel arghwaen op den Primo Vezier veroorsaeckte, en mocht wel, soo men meende, niet veel goedts tot het accommodement des Grooten Heers met de oude Sultanin en haren aenhangh, als mede voor de stadt Constantinopolen verwecken. Den Grooten Heer was noch tot Adrianopelen, werwaerts den Engelschen Ambassadeur is heen ghereyst om audientie te hebben, niet aenghekomen; Oock had men geene narichtinghe wanneer hy daer verwacht wiert, soo dat ghemelten Ambassadeur wel soude ghenootsaeckt werden verder na Macedonien te trecken, om den Keyser, ter plaetse daer hy sich noch onthoudt, te gaen vinden. Sommige brieven behelsen evenwel, doch sonder eenighe omstandigheydt, dat hy al soude audientie gehadt hebben, waer van de confirmatie moet afgewacht werden.
VRANCKRYCK.
Parijs den 24 dito. Hare Majeſteyt de Koninginne, heeft de Dochter van de Hertoginne van Enguien ten doop gehouden, en den Prince van Conde daer over als Peter ghestaen; De Ceremonien wierden bedient door den Aerts-Biſſchop van Reims. Het ſchijnt dat de Reyſe van ſijn Majeſteyt nae de Nederlanden om ſijne conqueſten te gaen beſichtigen, in ’t laetſt van February of ten langſten kort nae Paeſſchen voortgang ſal neemen: middelerwijl marcheeren verſcheyde troepen derwaerts. Don Hippolito Centurione ſal ſijn Eſquadre met noch dry Scheepen verſtercken. Den Heer de la Haye Ventilet is beneffens twee andere Heeren, die Character van Directeur voeren, deſen dagh van hier nae Rochelle vertrocken, om hun op Scheepen die na America ſullen gaen met de hondert Franſche Edelluyden, als meede hondert ghereformeerde Officiers, de welcke ſijn Majeſteyt in de Zee vaert ſal laeten oeffenen te imbarqueren. Van verſcheyde zee plaetſen aen het Canael, voornamentlijck ontrent de Hoofden, wert gheadviseert dat een ſeer groote menigte van wijn in verſcheyde fuſtagie is geſien in Zee drijven, en dat dry Scheepen met Wijnen geladen ſijn geſtrandt, waer van twee gheheel weg ſijn. De Grave d’Eſtres ſegt men dat ordre heeft ontfangen om over ’t Eſquadre in de Middellandtsche Zee, het welk den heer le Martel nu proviſionel commandeert, het gebiedt als opper Hooft te gaen aenvaerden. De Cardinaelen de Retz en Ruville, verſtaetmen dat op den 4 deſer tot Genua waren aengekomen, wel ſijn onthaelt gheworden, en om de quade weghen die door de veelheydt van Sneeuw niet reysbaer ſijn, ghenootſaeckt ſullen weſen hun daer weder t’Scheep te begheven, om over Civita Vecchia hare reyſe na Romen voort te ſetten. Madame de Clerambaut is Gouvernante gheworden van hare Konincklijcke Hoogheyts kinderen, te voren bedient by de Hertoginne van St. Chaumont die in diſgratie is gekomen.
ENGELANDT.
Valmuyen den 18 Januarij. De twee laetste ghearriveerde Oost-Indische Retour-schepen, alhoewel verscheyde andere schepen sijn in zee gelopen om haer t’huys reyse te bevorderen blijven hier noch leggen wachten nae bequamer weer en windt.
Weymuyen den 20 dito. Hier sijn inghekomen twee Scheepen van de Canarische Eylanden, en een van Bordeaux dat hier t’huys hoort.
Londen den 27 dito. Tot Pleymuyen is een Schip van Cadix gearriveert brenghende geen beſondere tijdinghe van daer mede. Het Schip de St. Pieter van Rouan geladen met Koorn en Linnen, hadde in de laetſte Storm alle ſijn Maſten verlooren, en ontmoeten tot groot gheluck van ’t Volk dat daer op was, een Schip van Dortmuyen, t’huys komende van Portegael, hun niet langher in het hare vertrouwende hebben het ſelve verlaeten en wierden in het gheſeyde Schip van Dortmuyen over ghenomen, waer op kort daer nae de voornoemde St. Pieter ſonck.
Londen den 27 dito. Een van onſe Koop-vaerders jongſt van de Canarische Eylanden ghekomen, is beneden Calis vergaen, maer ’t Volck gheſalveert. De Ooſt-Indische Scheepen ſijn den 21 deſer tot Deal gearriveert, als mede het Fregat de Francis uyt de Straet, en een Schip van Canarien.
POOLEN PRUYSSEN, &c.
Warſchouw den 12 dito. Wegens het Houwelijck des Koninckx, verneemt men hoe langer hoe meer, dat even de selve factien ontstaen, als ten tijde van den voorigen Koninck, en wert veel gelt gespendeert om de Ridderschap en Landtboden daer toe te brenghen, dat sy dit Huwelijck noch verhinderen mochten, derhalven heeft sijn Majesteyt met eenige senatoren Raed hier over gepleegt, en soude van dese weeck nae Czenstochowa verrijsen. De Keyserinne de welcke haer Dochter Eleonora, tegenwoordige Bruydt, derwaerts sal gheleyden, soude in Silesien twee Senatoren, een Geestelijcke en een wereltlijcke tegen gesonden werden. Met de Bruydt komt mede de Mantuanische Baronesse Milia, oock een Holsteinsche Princesse, en noch dry andere Jonck-vrouwen. Van Mans personen