Pagina:Arbeiders.djvu/124

Deze pagina is proefgelezen
122

"Zoo, werkelijk Daniel," antwoordde zij vrij heftig, "ja, ik begin inderdaad te gelooven, dat gij op de eene of andere wijze in de macht van dien man zijt."

"Wees toch bedaard, Adelaïde, wees toch bedaard!" zeide haar man, en hij gesticuleerde even met zijne mooie hand, zij—ja, ik meen dat meisje, kan geheel onschadelijk worden gemaakt, zonder dat het noodig is, dat wij haar wegzenden."

"Zoo, en hoe? als ik mag vragen?"

"Zij kon bij voorbeeld gaan trouwen?"

"Hier aan huis?"

"Ja zeker, beste, met haren oom."

"Met Mo! dat jonge meisje met dien ouden vent?"

"Ja, zie je," antwoordde haar man, en hij deed zijne das voor den spiegel wat los, "dat is nu eene zaak, die ons eigenlijk niet aangaat."

"Neen, daar kunt ge gelijk aan hebben," antwoordde mevrouw eenigermate aarzelend, "maar ik vind toch ...."

"Door dit huwelijk zou zij voor ons onschadelijk worden," ging hij voort.

"Ja, dat zou zeker het geval zijn; maar met dien akeligen Mo! en hebt ge mij buitendien niet eens verteld, dat hij...."

"Officieel is daar niets van bekend, en buitendien! zoo men bij ieder huwelijk nauwkeurig wilde gaan onderzoeken of...."

"Ja, je hebt gelijk, Daniël, ja, gij mannen....! en zoo als gij ook zegt, het gaat ons eigenlijk niet aan!"

"Ja, lieve Adelaïde, zoo denk ik over de zaak, het gaat geheel buiten ons om."

Toen mevrouw een poosje had nagedacht, kwam zij ook tot het besluit, dat een huwelijk de beste uitkomst was.

"Zijt gij op dat denkbeeld gekomen, Daniël," vroeg zij hem op schalkschen toon.

"Nu.... dat wil ik juist niet beweren.... hm!"