de gebeurtenissen van den dag één voor één te herdenken.
Sedert dat groote bal in den herfst bij de Falck-Olsens, was hij meer en meer op vertrouwelijken voet met Hilda Bennecken gekomen; in den laatsten tijd echter, ja eigenlijk den geheelen winter had zij zich meer van hem teruggetrokken. Wel kon het nu en dan gebeuren, dat hij er haar toe kreeg den gezelligen vroolijken toon van vroeger aan te slaan, maar dat duurde slechts voor een oogenblik; dadelijk verviel zij weer in die zonderlinge verlegene houding, die hij niet kon begrijpen, maar welke oorzaak was, dat een vertrouwelijk gesprek tot de onmogelijkheden behoorde.
Delphin klopte de asch van zijne sigaar tegen de kachel af en begon aan andere zaken te denken.
Van avond had zij hem ronduit gezegd, dat zij voortaan niet met hem wilde opwandelen, wanneer zij elkaar op straat ontmoetten en dat zij liefst niet meer met hem wilde dansen.
Opnieuw wilde hij zijne gedachten met iets anders bezig houden, maar altijd draaiden zij weer om Hilda's beeld; hij bleef voor den spiegel staan, zag zich strak aan, en zeide: Hoor nu eens, George, hoe het eigenlijk met je gesteld is!"
Hij ging voor zijne schrijftafel zitten en schreef vlug: Beste George! Het doet mij onuitsprekelijk leed te hooren, dat ook gij, in wien ik zoo veel vertrouwen stelde, het beet hebt gekregen, want:
"Wer zum ersten Male liebet,
—Sei's auch glücklos, ist ein Gott,
Aber - wer zum zweiten Male
Glücklos liebt,—der ist ein Narr."
En Madame Börresen heeft mij er alles van verteld: je bent verliefd, kerel!