Uit een der groepen van mannen en vrouwen met kinderen, allen in nieuwe baaien pakjes gestoken, trad een rijzig jonkman in bont katoenen hemd en zomerjas gekleed.
"Goeden morgen Johan! al zoo vroeg in de kleeren? Herkent gij mij niet?"
Johan herkende hem, het was een oud schoolkameraad, dien hij in jaren niet had ontmoet.
"Waar zijt gij al dien tijd geweest?" vroeg hij.
"In Amerika, kerel," antwoordde hij vroolijk. "Emigrantenagent—eene prachtige winstgevende zaak! maar, bliksems veel gezeur en ergernis ook.
"Thans zit ik er leelijk in moet je weten; want op de plaatsbiljetten, welke die lieden gekocht nebben, staat gedrukt: een Noorsch dokter bevindt zich aan boord, en de kerel, dien ik had geëngageerd, maakt nu allerlei zwarigheden en laat mij per slot van rekening nog in den steek. Maar.... waarachtig, daar denk ik juist aan, jij bent ook dokter—Johan, come along! goede voorwaarden, hoor maar eens!"
En nu begon de agent met zulk een rappe tong al de voordeelen, aan die betrekking verbonden, op te sommen, dat zijn eigen plan, hem zelf zoo begon toe te lachen, dat hij eindigde met te zeggen: "Zie zoo, dat is afgemaakt, die zaak is in orde. Hier is de nieuwe dokter," vervolgde hij, zich tot de om hem heen geschaarde landverhuizers wendende.
Johan moest onwillekeurig om hem lachen, maar zeide ja noch neen. Wanneer hij alles wel overwoog, was het eigenlijk het verstandigste, dat hij maar toesloeg.
Het was nu ongeveer zeven uur. Hij beloofde later op den dag nader bescheid te geven en begaf zich naar het ouderlijk huis.
In de voornamere stadswijken begon het thans wat levendiger te worden, De winkels werden geveegd en de