Pagina:Arbeiders.djvu/191

Deze pagina is proefgelezen

189

agent onophoudelijk door en hielp hen uit het gedrang, want velen spoedden zich naar het pas aangekomen vaartuig. Njaedel volgde hen op den voet, hij zag alles met groot mistrouwen aan.

"Zie zoo... daar ligt de boot op welke gij de reis zult maken, een prachtig vaartuig.... first class altogether, hebt gij al biljetten?"

"Neen!" antwoordde de opperloods.

"Very well! De biljetten krijgt gij aan boord, wees zoo goed aan boord te gaan!"

"Hoe laat vaart de boot af?" vroeg Njaedel.

"Morgen ochtend heel vroeg," antwoordde hij en met eenen woordenvloed, die Njaedel bijna deed duizelen, begon hij al de voordeelen van de onderneming, waarvoor hij passagiers werfde, op te sommen; hoe gelukkig het voor hen was, dat zij dadelijk, toen zij aan land kwamen, hem ontmoetten, en hoe gemakkelijk het was, dat zij van avond reeds aan boord konden komen, dat zij op deze manier de kosten voor huisvesting spaarden, enz.

Dit laatste betoog had de gewenschte kracht; zij volgden den agent naar boord en in minder dan een kwartier hielp hij hun aan kooien op de tweede klasse voordeks. Hij droeg zorg voor de biljetten, ontving de vooruitbetaling, schreef de quitantie, en beëindigde de zaak, door de handen vrij hard tegen elkaar aan te slaan, herhalende: "all right, first class altogether!"

Toen dit alles in orde was, gingen zij weer aan land. Njaedel fluisterde den opperloods in 't oor: "Wanneer.... die mooi gekleede mijnheer maar geen schelm is, hij praatte zoo in eenen adem door."

De opperloods lachte medelijdend en zei, dat dit Amerikaansche manier was. Hun bleef nog over zich omtrent "de zaak" op de hoogte te stellen en Christine in het hospitaal te bezoeken.

Njaedel was van meening, dat zij regelrecht naar den